Door de afschaffing van de zogenaamde accessoireregeling (BPM-vrije accessoires) is het goed mogelijk dat auto’s van de zaak die zijn aangeschaft vóór 1 januari 2005, in 2006 een hogere grondslag hebben voor de bepaling van de fiscale bijtelling dan in 2004 en in 2005.
Dat signaleert PricewaterhouseCoopers Belastingnieuws. PwC wijst op het belang van een tijdsevenredige berekening van de fiscale bijtelling. Uitgangspunt hiervoor is doorgaans de cataloguswaarde van de auto: de catalogusprijs inclusief BTW en de Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). Hieronder valt ook de waarde van accessoires die zijn opgenomen in de prijslijst van de fabrikant of importeur èn die zijn aangebracht vóór de datum waarop het kenteken wordt toegekend.
Tot 1 januari 2005 bestond er een zogenaamde accessoireregeling op grond waarvan bepaalde milieuvriendelijke en verkeersveiligheid bevorderende accessoires vrijgesteld waren van BPM (‘BPM-vrije accessoires’). Op grond van een Besluit van 18 februari 2004 was het mogelijk om dergelijke accessoires tegen bepaalde forfaitaire waarden in mindering te brengen op de catalogusprijs ter bepaling van de fiscale bijtelling in 2004 en 2005, mits die auto was aanschaft vóór 1 januari 2005. Met ingang van 1 januari 2006 is genoemd besluit echter ingetrokken, zodat volgens de Belastingdienst in 2006 moet worden uitgegaan van de catalogusprijs met inbegrip van de BPM-vrije accessoires. Het voorgaande impliceert dat auto’s van de zaak die zijn aangeschaft vóór 1 januari 2005, in 2006 een hogere grondslag kunnen hebben voor de bepaling van de fiscale bijtelling dan in 2004 en in 2005! Het is dus van groot belang om hiermee rekening te houden als u de cataloguswaarde voor de auto van de zaak vaststelt.
Een ander aandachtspunt voor de auto van de zaak in 2006 is de wijze waarop salarissystemen de fiscale bijtelling berekenen. De fiscale bijtelling dient tijdsevenredig te worden berekend. In de praktijk komt het wel eens voor dat de maandelijkse bijtelling van de auto van de zaak is gekoppeld aan het aantal gewerkte SV-dagen. Dit heeft geen gevolgen voor de inhouding van loonheffing als een werknemer gedurende een volledig kalenderjaar dezelfde auto ter beschikking heeft. Indien een werknemer bijvoorbeeld halverwege een maand een nieuwe auto krijgt, kan de bijtelling onjuist worden vastgesteld. De berekening dient namelijk plaats te vinden op basis van het aantal werkelijke kalenderdagen.