Om de kapitaalmarkt te stimuleren, wil de EU aandeelhouders meer rechten geven. Hoogleraar Recht en Management Christoph Van der Elst twijfelt echter aan de theorieën die ten grondslag liggen aan dit beleid. Hij stelt in zijn oratie dat er wellicht geen eenduidige relatie bestaat tussen de rechtspositie van de aandeelhouder en eigendomsstructuur van een bedrijf. De oratie vindt plaats op vrijdag 23 juni 2006 aan de Universiteit van Tilburg.
Grootaandeelhouders kunnen de werking van de aandelenmarkt negatief beinvloeden doordat ze de onderneming als persoonlijk bezit beschouwen en de liquiditeit van het aandeel beperken. Daarom stimuleert de Europese Unie actief klein aandeelhouderschap. Een van de methoden die ze hiervoor gebruikt, is versterking van de rechtspositie via voorgeschreven stemprocedures en recht op heldere informatie. Want hoe sterker de positie van de aandeelhouder, hoe waardevoller het aandeel en hoe kleiner de behoefte van een aandeelhouder om een aanzienlijke positie op te bouwen, aldus de gangbare economische-juridische theorie.
De Tilburgse hoogleraar Recht & Management Christoph Van der Elst zet in zijn oratie kanttekeningen bij deze theorie. Pas sinds begin jaren negentig zijn er gegevens beschikbaar over de eigendomsstructuur van Europese bedrijven. In tegenstelling tot Amerikaanse ondernemingen, blijken Europese bedrijven veel grootaandeelhouders te hebben. Het aandeel van de grootste aandeelhouder in een Amerikaans beursgenoteerd bedrijf is gemiddeld niet groter dan negen procent. Cijfers voor 2005 tonen aan dat het gemiddelde in Frankrijk en België op 40 procent zit, in Italie op 47 procent en in Duitsland zelfs op 50 procent. Nederland zit daar tussenin. Veel Europese bedrijven staan dus onder de controle van een aandeelhouder of een grote groep van aandeelhouders. Dit zijn vaak de oprichters en/of leden van de raad van bestuur. Een uitzondering is de situatie in het Verenigd Koninkrijk, die veel gelijkenis met de VS vertoont.
Tegenstellingen
In verscheidene Europese landen is de positie van de aandeelhouder sinds begin jaren negentig versterkt. Analyses van de gevolgen hiervan voor de eigendomsstructuur geven geen ondersteuning voor de theorie dat een sterkere rechtspositie klein aandeelhouderschap stimuleert. In Duitsland groeide het grootaandeelhouderschap zelfs ’tegen de stroom in’. Van der Elst keek gedetailleerd naar de trends in de streng gereglementeerde en economisch belangrijke financiele dienstensector en vond ook daar tegengestelde resultaten. In sommige landen groeide het aantal aandeelhouders per bedrijf, in andere daalde het.
De identiteit van de aandeelhouder blijkt een belangrijke factor te spelen. Zo streven Spaanse banken naar een groot belang dat hen genoeg rechten geeft om besluiten te blokkeren of zelfs de beursvennootschap te controleren, terwijl Belgische banken hun aandeel eerder als een zuivere investering zien. De interactie tussen recht en ondernemingsorganisatie laat zich niet makkelijk vatten in enig model, aldus Van der Elst. De jonge hoogleraar wil via onderzoek meer inzicht vergaren. Hoe beïnvloedt bijvoorbeeld de interactie tussen management en aandeelhouders de eigendomsverdeling? Het onderzoek zal multidisciplinair zijn want naast economische factoren spelen immers ook psychologische, sociale, historische en culturele factoren een rol.