
De aardbeving en tsunami in Japan dreunen nog heel lang na, het Midden Oosten is al maanden een kruidvat. Stijgende olieprijzen, dure grondstoffen en hoge voedselprijzen. De aanhoudende problemen kunnen leiden tot een verder wegvallen van het toch al aangetaste vertrouwen. We hebben te maken met een crashtest voor de wereldeconomie, zegt dr. Jaap Koelewijn.
De winter van 1979 staat mij nog scherp voor de geest. Vrienden van mij in het noorden van het land raakten zo ernstig ingesneeuwd dat het leger er aan te pas moest komen om ze uit hun benarde positie te bevrijden. Een bulldozer van de landmacht schoof de sneeuw weg en nam daarbij en passant de nieuw aangelegde heg mee. In deze winter lag de bouwproductie in ons land maandenlang stil. Dat had in de tijd dat er niet gebouwd kon worden een fors negatief effect op het nationale inkomen. Dat daalde in de wintermaanden met enkele procenten.
Ik liep begin 1980 stage bij het economisch bureau van de toenmalige ABN. Mijn stagebegeleider vroeg mij eens uit te zoeken wat het lange termijneffect van deze strenge winter op de economie was. Tot mijn verbazing viel dat allemaal heel erg mee. Binnen een paar maanden was de achterstand in de bouw helemaal weggewerkt. Kennelijk waren er massaal overuren gedraaid om de projecten alsnog op te leveren. De veerkracht van de economie bleek heel groot te zijn.
Onder vuur
De wereldeconomie ligt op dit moment vanuit twee hoeken onder vuur. De rampzalige aardbeving in Japan heeft flinke gevolgen voor de Japanse economie. De onrust in het Midden Oosten leidt tot een fors hogere olieprijs. Wat zijn daarvan de gevolgen voor de wereldeconomie?
Het kost niet veel moeite om een redenering op te zetten die leidt tot de conclusie dat het allemaal wel mee zal vallen. De schade in Japan zal naar verwachting 125 miljard euro bedragen. Dat is heel veel geld, maar het is niet meer dan enkele procenten van het nationale inkomen. Zoals het er nu naar uitziet, heeft de overheid adequaat gereageerd. Men pompt grote hoeveelheden geld in de economie en men zorgt er ook voor dat het bankwezen niet in de problemen komt.
De angstreactie van de financiële markten lijkt vooralsnog beperkt te zijn. Weliswaar duikelden de aandelenmarkten met een kleine 10 procent, maar er is geen sprake van een crash. Dat markten heel rationeel zijn, blijkt uit het feit dat de aandelen van bouwbedrijven met een kleine 20 procent stegen. De een zijn dood …
Olieprijs
De opstand in Libië leidt tot een forse stijging van de olieprijs. Door de recente stijgingen ligt deze alweer ruimschoots op of zelfs boven het niveau van 2007, toen er een record werd bereikt. Dat kunnen we opvatten als een signaal dat de nadelige effecten van de kredietcrisis alweer weggewerkt zijn. Er zijn inderdaad duidelijke signalen dat de wereldeconomie er behoorlijk gezond voor staat.
De opkomende landen trekken de kar. India, Brazilië en China zien hun economieën met dubbele cijfers groeien. Omdat het om naar verhouding sterk geïndustrialiseerde landen gaat, doen ze een fors beroep op energie en grondstoffen. Ook zien we dat de groei in deze landen leidt tot meer vraag naar voedsel. Om het maar even simpel te zeggen, omdat de Chinezen massaal aan het lapje vlees gaan, neemt de vraag naar graan en maïs exponentieel toe.
De dure grondstoffen en hoge voedselprijzen raken vooral de landen die niet zo snel groeien. De onrust ontstond niet voor niets in de arme landen in het Midden Oosten. Voor de meer ontwikkelde landen blijven de gevolgen vooralsnog beperkt. Goed, we klagen massaal over de dure benzine en diesel, maar echt pijn doet het nog niet.
Onrust
Valt het dan allemaal mee? Als ik dit soort analyses lees, bekruipt me altijd een gevoel van onrust. Ik herinner mij nog goed hoe we in eerste instantie over de Aziëcrisis en de subprime hypotheken dachten. De crisis in Azië begon in Thailand. De Thaise economie was – en is – een vrij kleine economie die door een te expansief overheidsbeleid in de problemen kwam. Economen hielden het bijna een jaar vol de nadelige effecten van het ontsporen van Thailand weg te relativeren.
Dat gold ook voor de kredietcrisis. Het zou gaan om een beheersbaar probleem. We weten wat de afloop is. Het grote risico van de huidige ontwikkelingen is dat er een vertrouwenscrisis kan ontstaan. Dat gebeurde ook toen het mis ging in Thailand en met de subprime hypotheken. Het waren de lonten bij het spreekwoordelijke kruitvat.
Het is heel goed mogelijk dat het vertrouwen in Japan als debiteur wegvalt. Nu al is de Japanse staatsschuld 220 procent van het BNP. De status van Japan als debiteur is al een paar stappen verlaagd. Dat zou zomaar weer kunnen gebeuren. Aanhoudende problemen in Japan kunnen leiden tot een verder wegvallen van het toch al aangetaste vertrouwen. De wereldeconomie was aan de beterende hand, maar nog niet echt hersteld. We zullen zien of deze crashtest effect heeft.
*
Auteur: dr. Jaap Koelewijn
*
Deze column is eerder gepubliceerd in Tijdschrift Controlling