
Hoewel premier Rutte onlangs stelde dat de overgrote meerderheid van mensen die thuis kunnen werken dat ook doen, laten nieuwe cijfers van het RIVM en TNO wat anders zien. Het ministerie van Sociale Zaken reageert daarop met een nieuw plan om thuiswerken te stimuleren.
Hoe dat plan er precies uit gaat zien, is momenteel onduidelijk. Het ministerie overlegt met werknemers- en werkgeversorganisaties om criteria op te stellen om thuiswerken te stimuleren. ‘Deze algemene criteria – opgesteld met werkgevers- en werknemersorganisaties – kunnen een handvat vormen voor individuele werkgevers en werknemers ten behoeve van de afwegingen rondom thuiswerken,’ schrijft minister Koolmees in een Kamerbrief over de stand van zaken omtrent COVID-19. Als deze criteria bekend zijn, Koolmees mikt op medio februari, wil de overheid de communicatie daarover intensiveren. Voor het stimuleren van thuiswerken trekt de overheid vijf miljoen euro uit.
Lees ook: Steunpakket: reiskostenvergoeding, werkkostenregeling en thuiswerken
Aanpassingen wetgeving
Ook werkt het kabinet eraan om van artikel 58g van de Wet publieke gezondheid plaatsen aan te passen om groepsvorming op de werkvloer te beperken. Verder buigt het kabinet zich sinds eind januari over het creëren van een wettelijke grondslag om in te grijpen wanneer coronamaatregelen niet worden nageleefd en een bronbesmetting ontstaat. De overheid wil op dat moment een wettelijk middel hebben om een bedrijfspand tijdelijk te sluiten. ‘Op dit moment geldt dat groepsvorming binnen een besloten plaats boven 30 personen per zelfstandige ruimte is verboden,’ benadrukt Koolmees in een nieuwe brief over de cijfers en maatregelen.
Lees ook: Thuiswerken en fiscaliteit
Besmettingen op werkvloer
Dat acht het kabinet nodig, omdat nieuwe cijfers van het RIVM van de periode 26 januari tot 2 februari laten zien dat 17,7 procent van positief geteste mensen waarbij de bron achterhaald kan worden op het werk besmet is geraakt. ‘Weliswaar vormt de werksetting de op twee na grootste besmettingsbron; maar vergeleken met de thuissituatie (56,7%) en bezoek thuis (20,0%), vormt de werksituatie een beduidend kleinere bron dan de thuissfeer (in 12 totaal circa 75%),’ tekent de minister aan. Maar daarbij merkt hij ook op dat forensen op straat of in het OV meer in contact komen met andere mensen, wat de verspreiding van het virus bevordert.
Geef een reactie