Vloedgolf aan regels zorgt voor inhaalslag duurzaamheid

Vloedgolf aan regels zorgt voor inhaalslag duurzaamheid

Met de Green Deal en de daarmee samenhangende vloedgolf aan richtlijnen zorgt de Europese Unie voor een enorme inhaalslag in duurzaamheid. Finance professionals gaan die vloedgolf op zich af zien komen in de bedrijfsvoering, zo is de stellige overtuiging van Jan Jonker, hoogleraar emeritus Duurzaam Ondernemen.

Onder de noemer Green Deal trok de Europese Commissie een grote jas aan. De Fit For 55-maatregelen moet ervoor zorgen dat Europa in 2030 de CO2-uitstoot met 55 procent terugbrengt ten opzichte van 1990. In 2050 moet Europa het eerste klimaat-neutrale continent worden. De Europese Unie draagt dan, als het goed is niet meer bij aan de opwarming van de aarde door de uitstoot van broeikasgassen.

Duurzaamheid wordt zakelijk

‘Sinds 2000 werken we al aan duurzaamheid,’ stelt Jonker. ‘Maar voorheen was het vooral gepruts in de marge, met her en der sympathieke pilots. Maar je ziet nu dat duurzaamheid zakelijk wordt en dat de EU daadwerkelijk een keerpunt realiseert. Doordat het de EU is, zit hier kracht achter. Het is niet één land dat ‘meestribbelt’, maar alle landen van de EU doen mee. Dat creëert een level playing field voor de circulaire economie. Tot nu ondervinden bedrijven die aan een circulaire businesscase werken eigenlijk alleen nog maar de nadelen. Denk onder andere aan restwaardeberekeningen en de problematiek van de dubbele btw die maakt dat je over je eigen gesloopte materiaal nog een keer btw moet betalen.’

Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR)

Wat gaat de EU doen? Allereerst noemen we hier de Sustainable Finance Disclosure Regulation die 10 maart 2021 is ingegaan. Het doel: kapitaalstromen inrichten op het realiseren van een groenere en schonere economie. De SFDR moet eenduidigheid realiseren in hoe financiële instellingen duurzaamheid definiëren. Zo gebruiken alle financiële marktspelers als het goed is dezelfde taal en criteria om ESG en duurzaamheidsbeleid en -resultaten te definiëren, meten en rapporteren. Daarmee is het beter inzichtelijk en beter te vergelijken wat zij doen om duurzaam te zijn. Jonker: ‘Naar verwachting zorgt dat er ook voor dat ze meer duurzame criteria opleggen aan de bedrijven waarin ze investeren. En dus ziet de finance-afdeling dit ook terug in hun rapportages die zij moeten opleveren aan de financiële instellingen.’

EU Taxonomy

Ook de EU Taxonomy moeten we hier noemen. De taxonomie biedt een classificatiesysteem waarmee partijen in de financiële sector duidelijk maken in welke mate zij duurzaam investeren en waar die investeringen zich precies op richten. Het doel is dat deze transparantie het makkelijker maakt om duurzame investeringen te vinden en er zo meer kapitaal naar duurzaamheid gaat.

Concreet moeten investeerders en corporates op een comply or explain-basis aangeven of een fonds, investering, financieel product of activiteit duurzaam is of niet. Dat wil zeggen: Of het bijdraagt aan milieudoelen. Of het daarnaast geen significante schade oplevert. En: of het voldoet aan minimum sociale normen zoals mensen- en arbeidsrechten. Ondernemingen van openbaar belang met meer dan vijfhonderd werknemers vallen ook onder deze regelgeving.

Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD)

Wie verder gaat, stuit al snel op de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Deze geldt vanaf boekjaar 2023 namelijk voor alle beursgenoteerde bedrijven en daarnaast voor bedrijven die aan twee van drie criteria voldoen: Meer dan 250 medewerkers, meer dan 40 miljoen omzet en meer dan 20 miljoen euro op de balans. Deze richtlijn verplicht bedrijven te rapporteren over de milieu- en sociale impact van bedrijfsactiviteiten en verplicht om deze informatie te laten toetsen door een accountant. De richtlijn heeft als doel de kwaliteit van informatie en transparantie over milieu- en sociale impact van bedrijven te vergroten. Voor veel bedrijven betekent dit dat zij snel aan de slag moeten om in 2024/2025 klaar te zijn en te voldoen aan deze verplichting.

Nog lang niet alles

‘Maar dat is nog lang niet alles,’ constateert Jonker. Hij wijst op het nieuwe Circular Economy Action Plan (CEAP) van de Europese Commissie. Deze heeft als doel de overgang van een lineaire industrie naar een circulaire economie. Het CEAP bevat een beleid voor duurzame producten en focust met name op grondstof-intensieve sectoren. Jonker: ‘Dit beleid moet het circulair ontwerpen van alle producten ondersteunen. Ook het recht om als consument een product te kunnen repareren is in het actieplan opgenomen. Er zitten ook maatregelen in zodat consumenten geïnformeerd beslissen over de aanschaf van producten en diensten. Zo kunnen ze een actieve rol spelen in de overgang naar een circulaire economie. Denk aan het terugdringen en hergebruiken van materialen’”

Digitale productpaspoorten

Eveneens onderdeel van het plan: het digitaal productpaspoort. De EU wil in 2026 het systeem van digitale productpaspoorten volledig gereed hebben voor implementatie. Het beoogde resultaat: een beveiligde database in de cloud, waarin tijdens de hele levenscyclus van een productinformatie wordt vastgelegd over de ecologische footprint die dat product in zijn leven achterlaat. Dit paspoort biedt dan de grondslag voor het heffen van een belasting op de CO2-uitstoot of op de aantasting van de biodiversiteit. Daarbij wil de EU ook activiteiten meenemen die nodig zijn om dat product op de markt te brengen en te laten gebruiken. Maar denk ook aan activiteiten als het vergaren van de grondstoffen en het bewerken ervan tot materialen. Of het assembleren van de componenten tot een goed werkend geheel en het onderhoud ervan.

CO2-boekhouding

‘Duurzame producten en diensten worden volgens de EU de norm,’ vat Jonker samen. ‘Organisaties- en zeker financials – gaan daar op alle mogelijk manieren wat van merken. Je zult er een CO2-boekhouding op na moeten houden, maar je zult ook businessmodellen anders moeten insteken. Vooral op basis van hergebruik van materialen. Daarbij komt dat je in een circulaire economie moet berekenen wat de restwaarde van je materialen is, zodat je dat boekhoudkundig kunt verantwoorden. Je zult ook een systeem moeten hebben waarin je je producten en diensten gedurende de levenscylcus blijft volgen. Een soort life cycle track and trace. Dat moet niet alleen jouw onderneming hebben, maar ook je toeleveranciers en klanten.’

Einde aan standaardensoep

Met name de CSRD landt rechtstreeks op de finance-afdeling. Als gevolg van invoering van de CSRD stijgt het aantal bedrijven dat moet voldoen aan de EU-vereisten voor duurzaamheidsverslaggeving naar verwachting tot ongeveer 49.000. ‘Ik ben blij met de CSRD omdat dit een einde maakt aan de standaardensoep. Van integrated reporting tot aan GRI en wat er nog meer was. De CSRD, die dichtbij de eisen voor duurzaamheidsrapportage van de IFRS Foundation ligt, komt nu als winnaar uit de bus. Daarmee zijn de duurzaamheidsrapportages van ondernemingen in Europa vergelijkbaar met elkaar en kun je bedrijven afrekenen als ze niet hun duurzaamste been voor zetten.’

Levenscyclusanalyse

De EU-wetgeving vraagt van ondernemingen dat ze zogeheten impact assesments van hun producten en diensten maken. Jonker: ‘Met een levenscyclusanalyse kunnen ondernemingen de impact van een product tijdens zijn levenscyclus evalueren. Van grondstofwinning, productie en distributie tot gebruik, recycling en verwijdering. Daarnaast is het Greenhouse Gas Protocol van belang. Dat is wereldwijd het meest gebruikte protocol om uitstoot van broeikasgassen te berekenen.

‘Dat protocol noemt drie scopes. Scope 1 gaat over de directe CO2-uitstoot, veroorzaakt door eigen bronnen in de organisatie. Deze zijn relatief gemakkelijk aan te pakken, bijvoorbeeld door met elektrische auto’s te gaan rijden. Scope 2 wordt al iets moeilijker, maar ook daar kun je beleid op maken. Scope 2 gaat over indirecte CO2-uitstoot door opwekking van ingekochte en verbruikte elektriciteit- of warmte. Daar kun je je inkoopafdeling dus op afsturen. Scope 3 is het moeilijkste. Scope 3 is namelijk de CO2-uitstoot in de gehele levenscyclus van alle producten die het bedrijf koopt, vervaardigt en/of verkoopt. Dus van kantoorartikelen tot aan vrachtwagens tot aan staal. Daar moet je dus samenwerken in je keten om tot CO2-reductie te komen.’

Samenwerken

Jonker hamert op samenwerking. ‘Als we in een bedrijfstak per organisatie gaan verzinnen wat de oplossing moet zijn, dan komen we er niet. Als voorbeeld wasmachines. Daar is misschien wel de grootste impact op het milieu de vervuilende microbeads. Dat zijn microscopisch kleine stukjes kunststof die loskomen van kleding en in grote hoeveelheden in de zee terechtkomen via een wasbeurt. Dat kan opgelost door in elke wasmachine een filter te plaatsen, maar dan ook in elke wasmachine en niet in bijvoorbeeld alleen in wasmachines in het duurdere segment. Als fabrikant de lozing ervan tegengaat via een filter in zijn wasmachines, moeten anderen dat dus ook gaan doen. Het probleem adresseren vraagt dus een collectieve benadering. Alleen zo zet het zoden aan de dijk in de strijd tegen klimaatverandering.’

Tot slot zegt Jonker blij te zijn met de Green Deal. ‘Daarmee is de urgentie er vanuit de EU, maar nu moeten bedrijven ook daadwerkelijk wakker worden. Het is klaar met vriendelijk ogende pilots en het babbelboxen over duurzaamheid. We gaan de overgang naar de circulaire economie nu ook gewoon doen.’

Ronald Bruins

Ronald Bruins

Redacteur CM: Executive; oud-hoofdredacteur Executive Finance