De cashpositie is een in de literatuur relatief onderbelicht onderdeel van het netto werkkapitaal. Hoe is de post liquide middelen (LM, cash assets) samengesteld? En wat zijn de kengetallen bij de verschillende cashposities? De volgende posities worden behandeld: autonoom netto werkkapitaal, excess cash en cash cushion.
De liquide middelen vormen een activapost op de balans en maken deel uit van het werkkapitaal. Conform artikel 2:372 lid 1 BW wordt onder liquide middelen verstaan:
- kasmiddelen (petty cash, cash in vault),
- tegoeden bij banken (cash at bank),
- wissels en cheques (bills/drafts, cheques),
- kort opeisbare deposito`s (cash deposit).
In het cashmanagement wordt de post LM (cash assets) veelal onderverdeeld volgens de opstelling in figuur 1.

Figuur 1. Cash assets
De kasmiddelen en banktegoeden (hard cash) worden gewaardeerd op nominale waarde; deze onderdelen van de post LM zijn immers de enige voorraadgrootheden waarbij de waarde gelijk is aan de hoeveelheidcomponent. De bepaling van de omvang van de post LM kan aan de hand van bankafschriften en periodieke saldiopgaven van financiële instellingen vrij gemakkelijk gebeuren. Wanneer buitenlandse valuta onderdeel uitmaken van deze post zal er een omrekening moeten plaatsvinden, maar ook daarin voorzien de financiële instellingen.
De LM die als cash equivalents (near cash) te boek staan kunnen veelal niet tegen de nominale waarde worden gewaardeerd. Nu pas komt de ware betekenis van de term ‘liquide’ naar boven. In het cashmanagement kleven er drie aspecten aan het begrip ‘liquide’: een tijd-, risico- en kostenaspect. Het liquiditeitsrisico van de hard cash is vrij laag tot verwaarloosbaar klein. Per direct (doch maximaal binnen 24 uur) kan de organisatie beschikken over deze gelden tegen uiterst lage kosten. Voor de near-cashposities gelden er echter andere regels. Boekhoudkundig zullen de diverse cheques, wissels en deposito’s tot de post ‘near cash’ worden gerekend wanneer ze een looptijd van maximaal één jaar hebben. Vanuit het cashmanagement wordt de termijn van de positie near cash veelal op maximaal 90 dagen gesteld. Voor de onderscheiden cash equivalents geldt dat er kosten moeten worden gemaakt om deze om te kunnen zetten naar hard cash.
Speciale aandacht dient uit te gaan naar de onderdelen ‘account with purpose clause’ (geoormerkte rekening; geblokkeerd saldo op G-rekening) en ‘blocked/frozen account (door overheid geblokkeerde of in beslaggenomen saldi). Boekhoudkundig behoeven deze onderdelen van de post LM enkel te worden genoemd in de toelichting van de jaarrekening. Vanuit het cashmanagement dient periodiek te worden gecontroleerd óf en in welke mate deze posten nog kunnen vrijvallen. Tot slot zal de omvang van het onderdeel ‘cash in transit’ afnemen met de wereldwijde acceptatie van elektronische betaalsystemen, platforms en standaarden (SWIFT). Dit artikel gaat niet nader in op deze onderdelen van de post LM.
Cashposities
De post LM vormt het uitgangspunt voor de berekening van de diverse cashposities zoals het autonoom netto werkkapitaal (A-NWK), excess cash en cash cushion.
Autonoom netto werkkapitaal (A-NWK)
Het autonoom netto werkkapitaal bestaat uit het saldo van alle kortlopende balansposten die tot stand zijn gekomen als gevolg van transacties op de vermogensmarkten (geldmarkten en de korte-termijnposities via de kapitaalmarkten). De positie A-NWK bestaat aldus uit alle kortlopende autonome activa, verminderd met alle autonome kortlopende passiva. Het woord ‘autonoom’ betekent hier: ‘op basis van contracten met vermogensverschaffers’, ofwel ‘alle posities die niet inherent zijn aan de business van de organisatie’. Het uitoefenen van transacties op de geld- en kapitaalmarkt vormt zodoende voor bijna alle organisaties de autonome activiteit bij uitstek. Het opzetten van buitenlandse special purpose vehicles (SPV) ten behoeve van fiscale, treasury of verzekeringsdoeleinden zijn eveneens autonome activiteiten. De hieruit voortvloeiende korte-termijnposities vallen dan ook onder het A-NWK. Als onderscheid tussen kortlopend en langlopend wordt hier aansluiting gevonden in de boekhoudkundige conventie van 1 jaar.
Autonoom netto werkkapitaal (A-NWK) =
LM + effecten + van aandeelhouders opgevraagde stortingen -/- autonoom VVK via geld- en kapitaalmarkt
Het A-NWK dient te worden berekend ten behoeve van de positiebepaling in de Werkkapitaalmatrix (zie deel 3 uit deze serie). Daarnaast is het A-NWK ook nog terug te vinden in een relatief onbekende ratio: het kengetal van financiële onafhankelijkheid.
Kengetal van financiële onafhankelijkheid
Gewoonlijk wordt ‘solvabiliteit’ gedefinieerd als de mate waarin een organisatie op lange termijn aan haar verplichtingen kan voldoen zonder dat de continuïteit daarbij in gevaar komt. De meest bekende solvabiliteitsratio, de equity ratio (EV/TV), wordt hierbij veelal betiteld als ‘de graad van financiële onafhankelijkheid’. De gedachtegang die hieraan ten grondslag ligt is eenvoudig; hoe hoger de positie van het eigen vermogen ten opzichte van het totaal vermogen, hoe lager de positie van het vreemd vermogen ten opzichte van het totaal vermogen en hoe lager de afhankelijkheid van de vreemd-vermogensverschaffers.

Figuur 2. Gradaties equity ratio per hoofdsector (slecht, matig, voldoende, goed, uitstekend)
Ondanks dat de definitie van solvabiliteit melding maakt van ‘lange termijn’ wordt in de berekening van de solvabiliteitsratio`s (equity en debt ratio) de korte-termijnschuld meegenomen. Dit lijkt in te druisen tegen het lange-termijnkarakter van de financiële graadmeter solvabiliteit. Toch is er een duidelijke reden om de korte-termijnschuld op te nemen in de ratio: korte-termijnschulden dragen immers ook bij aan de financiële afhankelijkheid. Daarenboven geldt hier het adagium dat continuïteit op de lange termijn enkel kan worden gerealiseerd indien de continuïteit op korte termijn is gewaarborgd. In figuur 2 worden de normatieve gemiddelde waarden (%) van de equity ratio’s per hoofdsector gradueel weergegeven. De financiële onafhankelijkheid zal echter niet alleen via de passivazijde van de balans worden bepaald. De LM en effecten op de actiefzijde van de balans dragen met name bij aan de financiële onafhankelijkheid op korte termijn. De formule van het kengetal van financiële onafhankelijkheid dient dan ook te worden aangepast:
Graad van financiële onafhankelijkheid = EV / (TV – LM – effecten)
Indien de uitkomst van de ratio in de gradatie slecht of matig valt (zie figuur 2) en het A-NWK is negatief, dan is de afhankelijkheid van de vreemd-vermogensverschaffers extreem hoog.
Drie andere ratio’s
Drie andere ratio’s die in belangrijke mate zijn opgebouwd uit onderdelen van het autonoom netto werkkapitaal zijn de cash ratio, de interval measure en de days of cash ratio.
Cash ratio
De cash ratio wordt door kredietinstellingen ook wel de first grade liquidity ratio genoemd. Deze benaming duidt op de kern van de ratio: de mate waarin binnen 24 uur aan de kortlopende verplichtingen kan worden voldaan.
Cash ratio = (LM + effecten) / VVK
De quick ratio staat in de wandelgangen bekend als de acid test (zuurtest). Als echter één ratio aanspraak mag maken op deze titel is het wel de cash ratio!

Figuur 3. Gemiddelde liquiditeitsratio’s per branche in US companies in S&P500
Interval measure
Het interval measure is een maatstaf om de korte-termijnlevensvatbaarheid van een organisatie te meten.
Interval measure = (LM + effecten + KT vorderingen) / (operationele uitgaven / 365)
Dit kengetal wordt met name gebruikt door organisaties die sturen op cashflow financing. De interval measure geeft de capaciteit van een organisatie weer om toekomstige operationele uitgaande kasstromen te financieren uit het geheel van LM, effecten en de kortlopende vorderingen. De overall minimumnorm (vuistregel) voor deze ratio bedraagt 90 dagen. Bij een implosie van de verkopen zou een organisatie nog minimaal 90 dagen de operationele uitgaven (OpEx; cash outflow) kunnen voldoen.
Days of cash ratio
De days of cash ratio is evenals de interval measure een maatstaf om de korte-termijnlevensvatbaarheid van een organisatie te meten. Ook dit kengetal wordt met name gebruikt door organisaties die sturen op cashflow financing
Days of cash ratio = (LM + effecten) / (operationele uitgaven / 365)
De days of cash ratio geeft de capaciteit van een organisatie weer om toekomstige operationele uitgaande kasstromen te financieren uit het geheel van LM en effecten. De ratio geeft het aantal dagen dat een organisatie de operationele uitgaven kan voldoen bij een implosie van de verkopen én een daaruit voortvloeiende cashflow squeeze. Een cashflow squeeze is een onverwachte abrupte terugval van de cash inflow. Deze komt doorgaans voor bij een faillissement van een strategisch afnemer dat al dan niet samenvalt met een crisis (economische, krediet- of geldmarktcrisis). Het prognosticeren van de mogelijkheid en de impact van een cashfow squeeze stonden niet altijd bovenaan de prioriteitenlijst van de financial manager. De kredietcrisis van 2008-2011 en de coronacrisis van 2020-2022 hebben daar echter verandering in gebracht. Het afgelopen decennium is het cash liquidity risk als benadering voor de cashflow squeeze steeds vaker berekend. Het cash liquidity risk ziet toe op de liquiditeit van de debiteur op de toekomstige vervaldag van een vordering. Deze mate van toekomstige kredietwaardigheid vormt een goed uitgangspunt voor het prognosticeren en daarmee voorkomen van een cashflow squeeze.
Een overall minimumnorm voor de days of cash ratio lijkt niet voorhanden, sporadisch wordt verwezen naar een uitkomst tussen de 60 en 90 dagen.
Excess cash
Excess cash is het ‘money surplus’ waarover een organisatie beschikt dat op korte tot middellange termijn niet nodig is voor de exploitatie van de onderneming, de financiering van investeringen, het betalen van belastingen en de aflossingen en vergoedingen van vermogensverschaffers. Het is de som van cash die eventueel resteert uit de free cashflow nadat alle vermogensverschaffers zijn betaald (rente, aflossingen en dividenden). De term excess cash is enigszins misleidend. Het woord ‘excess’ duidt immers op een positie die een normale of normatief wenselijke positie zou overstijgen. Indicaties omtrent de omvang van deze normale of normatief wenselijke positie (per sector) zijn echter niet bekend. Wel is er een eenvoudige vuistregel die een overall gemiddelde geeft. De omvang van de normale cash positie zou kunnen worden berekend door de volgende formule:
Normal cash position = cash / sales = ± 2%
Met de normal cash position wordt hier gedoeld op de hoeveelheid cash die een organisatie dient aan te houden om de transformatie- en transactieprocessen vloeiend te laten verlopen (going concern voorwaarde). In macro economische terminologie zou worden gesproken over het aanhouden van cash uit hoofde van het transactie- en eventueel het voorzorgmotief. De excess cash position is voorts iedere positie die deze normal cash position van 2 procent overschrijdt.
Daarnaast zijn er ook vuistregels bekend voor de cash ratio. Zo zou de cash ratio in het mkb minimaal 20 procent en in het grootbedrijf minimaal 40 procent moeten bedragen. Dit soort vuistregels gaat echter geheel voorbij aan een aantal zaken die een impact op de cash ratio hebben zoals:
- de cash conversion cycle (CCC) en de onderscheiden onderdelen van deze CCC: days of sales outstanding (DSO) + days of billing outstanding (DBO) + days inventory on hand (DIO) + days of WIP outstanding (DWO) -/- days of purchables outstanding (DPO),
- seizoensinvloeden,
- het moment in de product-lifecycle,
- usances binnen de branche (betalingstermijnen),
- vooruitbetalingen en vooruit ontvangen bedragen.
Serie werkkapitaalanalyse en beheer
Expert in financiële analyses Jean Gieskens schreef voor cm: ControllersMagazine een serie artikelen over werkkapitaalanalyse en beheer. In deze serie is verschenen:
Artikel 1: De gouden balansregel en diens ratio’s
Artikel 2: Werkkapitaal en werkkapitaalposities
Artikel 3: De werkkapitaalmatrix
Artikel 4: Cash Conversion Cycle: Procesmatige benadering van werkkapitaalbeheer
Artikel 5: Risk return trade-off for working capital: conservatief, actief en agressief werkkapitaalbeheer
Artikel 6: Cashflows: BHK-kasstroom
Artikel 7: Cashflowbegrippen: wat is free cashflow?
Artikel 8: Werkkapitaal versus werkzaam vermogen
Artikel 9: Cash cushion: stootkussen voor financieel onzekere tijden
Artikel 10: Balanslezen door de bril van een bankier
Cash cushion
Het geniet de voorkeur om te spreken over het cash cushion (financieel stootkussen) in plaats van excess cash. Het cash cushion, ook wel aangeduid als financiële buffer of financiële zekerheidsmarge, is een nominale grootheid. De totstandkoming ervan is identiek aan de berekening van de excess cash: het is de som van cash die eventueel resteert uit de free cashflow nadat alle vermogensverschaffers zijn betaald. In tegenstelling tot de excess cash wordt de omvang van het cash cushion echter niet berekend met behulp van een ratio.
Het cash cushion kent twee varianten:
- het werkelijk ‘money surplus’ dat in een organisatie aanwezig kan zijn en vaak zichtbaar is in de balansposten LM (cash in vault, savings account & deposit) en effecten,
- het wenselijke ‘money surplus’ dat als stootkussen dient voor onverwachte financiële tegenslagen.
De gewenste omvang van het cash cushion kan worden berekend met behulp van het rolling forecast cashflow statement. Aan de hand van de projectie van de trend en de golfbewegingen van het toekomstige cashflowverloop kan inzicht worden verkregen in de ontwikkeling van de gewenste minimale omvang van de normal cash position (transactiemotief). Daarna zal het financieel management een aantal toekomstige uitgaande kasstromen dienen te oormerken waarvan de betalingen als een absolute vereiste voor het voortbestaan van de organisatie gelden. De top-5 van soorten partijen (schuldeisers) waarvan de vorderingen zeker moeten worden voldaan, luidt veelal:
- belastingdienst / UWV,
- personeel (lonen),
- strategische leveranciers van goederen en/of diensten,
- leveranciers van structuren en systemen (elektra, ICT en datatransport),
- kredietverstrekkers (rentebetalingen en aflossingen).
De volgorde in deze top-5 en de omvang van de onderscheiden posten verschillen per individuele onderneming. Aan de hand van de cashflowprojectie uit het rolling forecast cashflow statement (RFCFS) kunnen zowel de wisselende volgorde als de veranderlijke omvang van deze posten worden vastgesteld. De omvang van het cash cushion wordt nu bepaald door een combinatie van de volgende factoren: het concentration risk rond de uitgaande kasstromen, de verwachte omvang van een mogelijke cashflow squeeze en de mate van risk appetite van het management.
Het concentration risk staat voor de omvang van het gezamenlijke bedrag dat deze top-5 partijen in één en dezelfde relatief korte periode maximaal bij de organisatie zouden kunnen opeisen. Naarmate de lengte van deze periode langer wordt, zal de kans op een samenloop van relatief hoge vorderingen binnen deze periode toenemen. Als vuistregel voor het bepalen van de lengte van deze periode kan de cash conversion cycle exclusief de crediteuren worden genomen (DSO + DIO + DWO + DBO). Het doel van het cash cushion is om in één businesscyclus de noodzakelijke exploitatiekosten (inclusief uitbijters) plus de onderdelen van het inherent bruto werkkapitaal (debiteuren, voorraden goederen, onderhanden werk) te kunnen financieren bij een implosie van de omzet, een cashflow squeeze en een uitval van de mogelijkheid van crediteurenfinanciering.
De mate van risk appetite van het management is bepalend voor de mate waarin het cash cushion daadwerkelijk wordt aangehouden. Slechts indien het werkelijke money surplus gelijk is aan het hier becijferde gewenste money surplus, is de financiële buffer op sterkte. Menig manager beschouwt dit stootkussen echter als dead money (idle capital, niet-werkzaam kapitaal) en zal het bij voorkeur willen exploiteren in de business. Bij het opbouwen en aanhouden van het cash cushion zou dan ook de volgende overweging in het achterhoofd kunnen worden gehouden: ‘De duurste zitplaats in het voetbalstadion is de bank met de reservespelers; enkel bij schade of wanprestatie in het speelveld bewijzen deze reserves hun waarde voor de business game genaamd voetbal.’
Auteur: Jean Gieskens
Drs. Jean Gieskens AC RCM QT is hoofddocent aan de VVCM opleidingen en kerndocent aan diverse hogescholen en universiteiten in Nederland en Vlaanderen (training@gieskens-eva.nl).
Dit artikel is verschenen in cm: 2022, afl. 6
Meer weten over werkkapitaalbeheer?
Werkkapitaal wordt breed gebruikt, omdat het een parapluterm is. Pas met een verdere verfijning is duidelijk waar het dan exact om gaat. In een e-learning in Finance Academy E-learning licht universitair hoofddocent Jean Gieskens de theorie van verschillende werkkapitaalposities toe. Hij geeft daarbij de formules weer om de posities te berekenen en laat praktijkvoorbeelden zien.
