
Over de aankomende aanpassing van de Pensioenwet is heel wat te doen. Tijdens de behandeling ervan in de Tweede Kamer kreeg minister Schouten honderden vragen over de uitwerking en de gevolgen ervan. Dit noopte de minister om de behandeling van het wetsontwerp te verschuiven. De invoering is vervolgens ook uitgesteld van 1 januari 2023 naar 1 juli. In dit artikel bespreek ik de situatie waarin een werknemer al dan niet vrijwillig uit dienst treedt.
Na het uitdiensttreden heeft de gewezen werknemer de mogelijkheid om waardeoverdracht te plegen. Of om, als hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, zijn pensioenaanspraken om te zetten in pensioenrechten ofwel een pensioenuitkering. Bij al dan niet vrijwillig ontslag is de arbeidsovereenkomst uitgewerkt. Veelal wordt een vaststellingsovereenkomst dan besloten met de woorden: ‘Partijen hebben over en weer niets meer van elkaar te vorderen.’
Instemming
Het is dan feitelijk ‘klaar’, de afspraken hebben geen rechtsgevolg meer. Behalve één onderdeel van die overeenkomst: het onderdeel in de arbeidsovereenkomst dat regelt dat de werknemer in de pensioenregeling van de werkgever wordt opgenomen. In de pensioenovereenkomst biedt de werkgever de werknemer aan deel te nemen aan het pensioenreglement. Doordat de werknemer dit aanbod aanvaardt, ontstaat de ‘pensioenovereenkomst’. Een overeenkomst die de werkgever overigens niet zonder omhaal van woorden kan wijzigen, want de werkgever heeft de instemming nodig van de werknemer. En soms ook van ondernemingsraad en, bij een cao, van de sociale partners.
Hoge Raad
Lang is in de literatuur en de rechtspraak aangenomen dat, als een werknemer eenmaal uit dienst van een werkgever is of was, dan naast de arbeidsovereenkomst ook de pensioenovereenkomst tussen gewezen werknemer en werkgever is uitgewerkt. Er kon geen rechtsgevolg meer aan worden verbonden. In een arrest van de Hoge Raad uit 2013 is echter anders beslist. Deze uitspraak is bepalend voor hoe er in het nieuwe wetsontwerp wordt omgegaan met al ingegane pensioenrechten. Immers, de Hoge Raad heeft bepaald dat al ingegane pensioenaanspraken kunnen worden aangetast door een gewijzigde pensioenregeling; dus helemaal geen uitgewerkte rechtsverhouding.
Verduidelijken
De nieuwe Wet toekomst pensioenen bepaalt dat bij pensioen het einde van de arbeidsovereenkomst niet met zich meebrengt dat de rechtsverhouding tussen partijen is uitgewerkt. Die rechtsverhouding wordt, zij het met gewijzigde hoedanigheid van de partijen, voortgezet in de pensioenovereenkomst. In een nieuw tweede lid van artikel 19 Pensioenwet wordt dit uitgangspunt neergelegd en wordt tevens verduidelijkt dat de wijzigingsbevoegdheid ten aanzien van pensioengerechtigden, gewezen werknemers en andere aanspraakgerechtigden aan dezelfde voorwaarden is gebonden als de eenzijdige wijziging voor werknemers. Dat betekent dat er ook bij de wijziging ten aanzien van pensioengerechtigden, gewezen werknemers en andere aanspraakgerechtigden sprake moet zijn van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever, dat het belang van de pensioengerechtigden, gewezen werknemers of andere aanspraakgerechtigden dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
Welke rechten
Bij de andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde kan het ook gaan om betrokkenen met een afgeleide aanspraak of recht, zoals een aanspraakgerechtigde voor een bijzonder partnerpensioen of een pensioengerechtigde met recht op een partnerpensioenuitkering. Ook dan bepaalt immers de pensioenovereenkomst welke aanspraken of rechten er zijn. De pensioenovereenkomst en een wijziging daarvan kunnen dus ook betrekking hebben op deze groepen.
Geen sinecure
Het wijzigen van de pensioenregeling of het aanpassen van de pensioenovereenkomst met het reguliere personeel dat in dienst van een werkgever is, is al geen sinecure. Maar hoe pas je überhaupt de pensioenovereenkomsten aan van gewezen werknemers die de werkgever na pensionering uit het oog heeft verloren? Het gaat in dit kader om een collectieve waardeoverdracht, waarbij het recht van de deelnemer om bezwaar te maken buiten werking wordt gesteld. Het betrokken pensioenfonds zet de hele pensioenregeling in één keer om.
Op de vraag welke parameters moeten worden gehanteerd om de pensioenaanspraken en -rechten op een eerlijke en gelijkwaardige manier om te zetten, kan de wetgever echter (nog) geen antwoord geven. En dat stemt tot nadenken voor een wetsvoorstel dat al op 1 januari a.s. tot wet moet worden verheven.
Auteur: Mr. A.P.J.G.M. (Ton) Roebroek CPL
Dit artikel is verschenen in F&A Actueel 2022, afl. 13.
