Europese richtlijn DAC7 vergroot de fiscale transparantie in de digitale economie. Hoe zit dat precies en waar moeten btw-ondernemers rekening mee houden? Cm: legt het uit.
De Europese Commissie is al geruime tijd bezig om btw-fraude te bestrijden. De EU heeft een richtlijn uitgevaardigd om de fiscale transparantie in de digitale economie te vergroten: DAC7. Vanaf 1 januari 2023 moeten digitale platforms gegevens en informatie over hun verkopers gaan bijhouden en in de administratie verwerken. DAC7 verplicht hen namelijk gegevens en inlichtingen te verzamelen, verifiëren en rapporteren over verkopers die relevante activiteiten verrichten via hun digitale platform en deze te verstrekken aan de belastingdienst.
Door de digitalisering van de economie en de opkomst van digitale grensoverschrijdende platformen is er bij de belastingautoriteiten minder zicht op activiteiten die via digitale platformen worden uitgevoerd. Hierdoor bestaat het risico dat verkopers hun inkomsten via digitale platformen niet (volledig) aangeven in hun btw-aangifte. Dit verstoort ook de concurrentie met traditionele bedrijven.
Om dat risico weg te nemen is er een uniforme rapportageverplichting voor platformexploitanten ontwikkeld. Belastingautoriteiten van EU-lidstaten wisselen de inlichtingen uit de rapportages automatisch uit. Hierdoor hebben zij zicht op de inkomsten van verkopers en kunnen zij verschuldigde btw vaststellen. Vervolgens is de EU-lidstaat waarin is gerapporteerd, verplicht die inlichtingen automatisch te verstrekken aan de belastingautoriteit van de EU-lidstaat waarvan de verkoper een ingezetene is en, als de verkoper een onroerende zaak verhuurt, aan de bevoegde autoriteit van de EU-lidstaat waar de onroerende zaak is gelegen.
Lees ook: 8 signalen van belastingfraude – en hoe daarmee om te gaan
Uitwisseling gegevens
DAC7 verplicht platformexploitanten gegevens en inlichtingen te verzamelen, verifiëren en rapporteren over verkopers die relevante activiteiten verrichten via hun digitale platform. De exploitanten moeten deze verstrekken aan de belastingdienst en daarnaast moeten zij aan hun verkopers doorgeven welke gegevens zij doorgeven aan de belastingdienst.
Een exploitant kan verkopers die gebruikmaken van hun digitale platform vragen om aanvullende informatie en gegevens. De verkoper moet zelf controleren of de door het platform gerapporteerde gegevens juist zijn (zie figuur).

Wat is een digitaal platform?
Op digitale platformen kunnen verkopers hun producten en diensten digitaal verkopen. Voorbeelden van digitale platformen zijn Marktplaats en Uber. Digitale platformen worden de laatste jaren steeds omvangrijker. DAC7 definieert een platform als elke vorm van software, website, app of andersoortige regeling die verkopers/leveranciers verbindt met gebruikers. Via dit platform worden zij in staat gesteld om tegen een bepaalde vergoeding relevante activiteiten uit te voeren. DAC7 geldt voor de volgende activiteiten:
- verhuur van een onroerend goed;
- het verrichten van persoonlijke diensten, zoals (maaltijd)bezorgdiensten of chauffeursdiensten;
- verkoop van goederen;
- verhuur van vervoer/voertuigen;
- investeringen in het kader van crowdfunding.
Verplichtingen voor digitale platforms
Doel van het wetsvoorstel is om fraude beter te bestrijden en het aangeven van inkomsten te bevorderen. Digitale platforms worden verplicht inkomsten van verkopers op hun digitale platformen te identificeren, traceren en rapporteren. Hierbij is het niet van belang of het platform zich binnen of buiten de EU bevindt. Alle EU-lidstaten nemen deze richtlijn in hun belastingwetgeving op. Platforms moeten:
- zich registreren in één EU-lidstaat en daar moeten ze rapporteren;
- due-diligenceprocedures uitvoeren op bestaande en nieuwe verkopers; en
- jaarlijks rapporteren over de verkopen en hun inkomsten op het platform
Uitzonderingen
Over bepaalde categorieën verkopers hoeven digitale platformexploitanten niet te rapporteren. Het gaat om:
- overheidsinstanties;
- beursgenoteerde ondernemingen of een gelieerde (>50% belang) entiteit daarvan;
- verkopers die tijdens de rapportageperiode meer dan 2.000 relevante activiteiten hebben verricht voor de verhuur van onroerend goed dat op hetzelfde straatadres staat ingeschreven;
- verkopers die tijdens de rapportageperiode minder dan 30 relevante activiteiten hebben verricht met een tegenwaarde van minder dan 2.000 euro. Deze voorwaarde geldt alleen als het gaat om de verkoop van goederen, dus niet om het verlenen van persoonlijke diensten of de verhuur van transportmiddelen.
Platformexploitanten hoeven ook niet te rapporteren over:
- verkopers die geen vergoeding krijgen (er is geen tegenprestatie);
- verkopers die met de koper een afspraak hebben gemaakt over een vergoeding waar het platform niet van op de hoogte is (of redelijkerwijs niet van op de hoogte kan zijn);
- verkopers die een relevante activiteit verrichten als werknemer van een platformexploitant of van een entiteit die gelieerd is aan de platformexploitant.
Uitgesloten platformexploitant
Platformexploitanten die kunnen aantonen dat op hun platform geen verkopers actief zijn waarover zij moeten rapporteren, kunnen de status ‘uitgesloten platformexploitant’ aanvragen. De status ‘uitgesloten platformexploitant’ moet uiterlijk vastgesteld zijn op 31 januari van het jaar volgend op het kalenderjaar waarover zij moeten rapporteren. Platformexploitanten kunnen de status ‘uitgesloten platformexploitant’ ook eerder aanvragen zodat zij geen verzamel- en verificatiewerkzaamheden hoeven uit te voeren.
Platformexploitanten kunnen de gegevens en inlichtingen over verkopers doorgeven via het gegevensportaal van de Belastingdienst. Om in te loggen op dit gegevensportaal hebt u eHerkenning nodig.
Registreren als buitenlands platformexploitant
Om het systeem van gegevensuitwisseling goed te laten functioneren, een gelijk speelveld te creëren en oneerlijke concurrentie tegen te gaan, kan de rapportageverplichting ook van toepassing zijn op digitale platformen die geen fiscaal ingezetene zijn van een EU-lidstaat maar wel binnen de EU opereren. Dit is het geval als zij vanuit een niet-EU-rechtsgebied verkopers faciliteren om relevante activiteiten te verrichten. Daarbij gaat het kort gezegd om verkopers die wél ingezetene zijn van een EU-lidstaat of die een onroerende zaak verhuren die zich in een EU-lidstaat bevindt. In dat geval moeten buitenlandse platformexploitanten zich met betrekking tot de activiteiten van die verkopers in één EU-lidstaat registreren. Vervolgens voldoen zij daar aan hun rapportageverplichtingen. Als platformexploitanten gegevens en inlichtingen aan de belastingautoriteiten van meer dan één EU-lidstaat moeten rapporteren, kiezen deze platformexploitanten in welke van die EU-lidstaten zij aan hun rapportageverplichtingen voldoen. De platformexploitant stelt de belastingautoriteiten van alle betrokken EU-lidstaten in kennis van deze keuze (notificeren).
Boetes
Als geen rapportage wordt ingediend terwijl dit wel verplicht is, riskeert het digitale platform een (hoge) boete. Voor slechts enkele EU-lidstaten kennen we nu de sancties voor niet-naleving. Deze kunnen variëren van een maximale jaarlijkse boete van 3,6 miljoen euro voor Nederland en 1,1 miljoen euro voor Zweden tot maximaal 20.000 euro voor België. Ook kan het zijn dat er strafrechtelijk wordt vervolgd.
Gebruikt voor alle belastingen
De gerapporteerde gegevens worden gebruikt voor elke vorm van belasting van een lidstaat of de lokale overheid. Niet alleen wordt de informatie gebruikt voor de heffing van inkomstenbelasting, winstbelasting of btw, maar bijvoorbeeld ook voor de heffing van toeristenbelasting. Overigens zijn de btw-regels over e-commerce per 1 juli 2021 al ingrijpend gewijzigd.
Onderlinge gegevensuitwisseling tussen de lidstaten verbetert de transparantie van digitale platformen. De benodigde gegevens over verkopers hoeven dan ook maar aan één belastingautoriteit aangeleverd te worden, namelijk die in het land waar ze geregistreerd zijn. Die zorgt voor een automatische uitwisseling met de overige belastingautoriteiten in de EU.
Ingangsdatum 1 januari 2023
Vanaf 1 januari 2023 moeten digitale platforms gegevens en informatie over hun verkopers gaan bijhouden en in de administratie verwerken. De gegevens over 2023 moeten uiterlijk op 31 januari 2024 zijn gerapporteerd aan de Belastingdienst. Het is dus belangrijk dat de digitale platforms hun administratie zo inrichten dat zij de gegevens per 1 januari 2023 bij kunnen houden.
Betalingsverwerkers
De volgende stap is dat per 1 januari 2024 betalingsverwerkers binnen de EU gegevens over uitgevoerde e-commercetransacties moeten delen met lokale belastingautoriteiten. Het doel van deze maatregel is dat de lokale belastingautoriteiten meer grip krijgen op wat belastingbetalers ontvangen en wat zij afdragen. Hierdoor sporen autoriteiten sneller btw-fraude op.
Betalingsverwerkers moeten grensoverschrijdende e-commercetransacties administreren (gedurende een periode van drie jaar). Deze transacties moeten via een speciaal systeem worden gedeeld met de lokale belastingautoriteiten. Hierbij is het van belang dat de betaling verricht wordt vanuit EU-land A en dat de betaling wordt ontvangen in EU-land B. Op dit moment worden non-EU-partijen niet meegenomen in deze nieuwe regelgeving.
Het gaat hierbij om gegevens die het mogelijk maken om alle partijen die betrokken zijn bij een transactie te identificeren. Dit gaat:
- bij de betaler om gegevens zoals het IBAN-nummer of andere gegevens waaruit de locatie van de betaler wordt afgeleid;
- bij de betalingsverwerker om gegevens zoals het btw-identificatienummer en de BIC/Swift-code;
- bij de begunstigde om gegevens zoals het btw-identificatienummer, IBAN-nummer en adresgegevens.
Daarnaast moeten algemene gegevens over de transactie worden gedeeld, zoals bedrag, datum, valuta, etc.
De gegevens worden gedeeld via een speciaal systeem met de lokale belastingdienst (belastingdienst van het EU-land waar de betalingsverwerker is gevestigd). Via het ‘Central Electronic System of Payment information’ moeten de betalingsverwerkers de vereiste informatie eens per kwartaal uploaden.
Auteur: mr. C.W. van Vilsteren is eigenaar van Van Vilsteren BTW Advies
Dit artikel is verschenen in cm: 2023, afl. 2.
