Ambtenaren van middelbare leeftijd betalen het meest aan de afschaffing van de ambtenaren-VUT – niet de jongeren. De veertigers hebben ook het langst betaald aan de VUT van vertrokken ambtenaren.
Dit schrijft het ambtenarenpensioenfonds ABP in een notitie die het heeft gepubliceerd, aldus de Volkskrant. De discussie over de solidariteitsheffing kwam op gang toen bleek dat de komende zeventien jaar een halfjaarsalaris solidariteitsheffing wordt geïnd. Een actiegroep van jonge ambtenaren en Frank Kalshoven, columnist van de Volkskrant, vroegen inzicht in de berekeningen. Het ABP wil daaraan met de notitie tegemoetkomen. In de notitie worden de kosten van de afschaffing van de VUT en de ‘reparatie’ via hogere pensioenrechten in kaart gebracht.
De VUT en het bijspijkeren van pensioenrechten om prepensioen voor jongeren en middelbaren mogelijk te maken, kost de komende zeventien jaar twaalf miljard euro. Ambtenaren die op 1 januari 36jaar of ouder zijn, betalen het meest, zeven miljard euro. ‘Jongere leeftijdsgroepen dragen relatief minder bij omdat het inkomen gemiddeld lager ligt’, schrijft het ABP.
Het ABP schetst ook de ontwikkeling van de regeling sinds de introductie in 1980. De VUT werd vijftien jaar betaald uit de pensioenkas. Twee jaar werd de regeling betaald uit een premie, en sinds 1997 wordt van de VUT-premie niet alleen de uitkering aan vutters betaald, maar ook gespaard voor een individueel potje voor vervroegd pensioen. Op 1 januari 2006 verandert de regeling opnieuw. Werknemers die dan 56 jaar of ouder zijn, kunnen nog met de VUT. Ambtenaren jonger dan 56jaar krijgen een hoger pensioen toegezegd.