Buitenlandse dochters hoeven – vaker dan voorheen – geen bronbelasting in te houden op dividend uitgekeerd aan een in een andere lidstaat gevestigde (vaste inrichting van een) moedermaatschappij.
Dit is de kern van het door de Eerste Kamer aanvaarde wetsvoorstel implementatie gewijzigde moeder-dochterrichtlijn, aldus F&A Signalen. De werkingssfeer van de deelnemingsvrijstelling op vanuit andere EU-lidstaten afkomstige deelnemingsdividenden en andere voordelen uit deze deelnemingen breidt daarmee aanzienlijk uit. Zo komt er een grotere lijst van voor de richtlijn kwalificerende vennootschappen uit EU-lidstaten. Het vereiste minimumbezitspercentage van de moeder in de dochtermaatschappij wordt geleidelijk verlaagd van 25 tot tien procent (uiterlijk 1 januari 2009). En winstuitkeringen aan en ontvangst ervan door de vaste inrichting van de moedermaatschappij komen onder bereik van de richtlijn.