De overdrachtsbelasting telt grote structurele zwakheden waarvan vastgoedbeleggers massaal profiteren. Ondanks maatregelen om misbruik tegen te gaan, zijn er nog gaten waardoor de schatkist jaarlijks enkele honderden miljoenen euro’s per jaar misloopt.
Dit meldt het Financieele Dagblad op basis van een betoog van de fiscalist Yves Gassler, verbonden aan Deloitte en de Universiteit Leiden. Hij is onlangs gepromoveerd op de overdrachtsbelasting bij de overdracht van onroerend goed via vennootschappen. Gassler’s onderzoek heeft inmiddels geleid tot kamervragen.
Gassler identificeert als belangrijkste oorzaak twee mazen in de wet: de zogenoemde bezitseis en de belangeis; eisen die de wet stelt aan beleggingen in onroerendgoedvennootschappen. De bezitseis houdt in dat een investeerder alleen overdrachtsbelasting is verschuldigd als hij belegt in een vennootschap waarvan de bezittingen voor meer dan 70 procent uit vastgoed bestaan. Beleggers ontwijken overdrachtsbelasting door de bezittingen van een vennootschap te vergroten met andere activa dan vastgoed.
De belangeis stelt dat een investeerder alleen overdrachtsbelasting moet betalen als hij een belang van meer dan 33 procent heeft in een onroerendgoedvennootschap. De fiscus loopt op dit punt overdrachtsbelasting mis, door een vennootschap niet met drie, maar met vier investeerders te kopen.
Om hier radicaal een eind aan te maken zouden de bezitseis en de belangeis moeten verdwijnen. Dan is de wet overzichtelijker, dalen de administratieve lasten voor investeerders en stijgen de opbrengsten voor de schatkist, stelt Gassler. Maar moeten ook de aandeelhouders van beursgenoteerde bedrijven voortaan overdrachtsbelasting betalen over het onroerend goed.