Het aantal topmanagers dat wereldwijd in 2005 uit hun functie terugtrad, is hoger dan ooit. Liefst 383 topmanagers, 15,3 procent van het totaal, namen afscheid van hun onderneming.
Dat concludeert het adviesbureau voor strategisch management Booz Allen Hamilton in zijn jaarlijkse onderzoek onder de grootste 2.500 beursgenoteerde ondernemingen ter wereld, aldus De Tijd.
Een derde van de afscheidnemende topmanagers werd gedwongen af te treden wegens achterblijvende resultaten. Sinds 1995, het eerste jaar waarin Booz Allen het onderzoek uitvoerde, is het percentage topmanagers dat om die reden vertrok, verviervoudigd.
Het verloop is merkwaardig genoeg niet het hoogst in de nerveuze Amerikaanse of Europese economie maar in Japan (19,8 procent). De Verenigde Staten (16,2 procent) staan op de tweede plaats, gevolgd door Europa (15,3 procent) en de landen van Azië en de Stille Oceaan (APAC, 10,5 procent). In de Verenigde Staten stapte een op de drie (35 procent) topmanagers op wegens teleurstellende resultaten. Dat is een recordcijfer voor de VS. In Europa gaf 42 procent er gedwongen de brui aan, tegenover 28 procent in de APAC-regio. In Japan, waar eergevoel erg belangrijk is, stapte slechts twaalf procent van de groep vertrekkers gedwongen op.
Dat Europa het Japanse en Amerikaanse voorbeeld volgt, heeft te maken met de sterk gestegen prestatiedruk en de klemtoon op de prestaties van de topman. De kans dat een directeur voortijdig moet vertrekken is even groot als dat die wegens ‘normaal’ pensioen afscheid neemt. Daarnaast hebben ook de nieuwe regels van deugdelijk bestuur het wisselen van topjobs versneld. Bedrijven waar de functies van gedelegeerd bestuurder en de voorzitter van de raad van bestuur gescheiden zijn, presteren driemaal beter dan andere. Een directeur die in het bedrijf actief blijft als voorzitter van de raad van bestuur en zo een soort mentorfunctie uitoefent over de nieuwe directeur, levert het bedrijf een aandeelhoudersrendement op dat vijf procent lager ligt dan wanneer de nieuwe directeur niet onder een soort ‘stiefvader’ moet starten.
Ondernemingen kiezen steeds vaker een ervaren topman in plaats van een debuterende topmanager. Topfunctionarissen van buiten de organisatie behalen in de eerste twee jaar van hun bestuursperiode bijna vier keer zoveel rendement voor hun aandeelhouders dan bestuurders uit eigen kweek. Maar op langere termijn doen de toplui uit het eigen bedrijf het veel beter. Bedrijven die een topmanager van buiten de organisatie aantrekken, zouden de vijfjaarsregel moeten volgen, waarbij er naar een nieuwe CEO wordt gezocht voordat de resultaten van de zittende topman verslechteren.