Bij looncontroles bij grote werkgevers maakt de Belastingdienst steeds vaker gebruik van de zogenoemde geldsteekproef meldt PricewaterhouseCoopers. Op basis hiervan wordt aan de hand van statistische formules een steekproef genomen uit een bepaald bestand.
Dit bestand kan bijvoorbeeld de gehele administratie zijn, maar ook een bepaald onderdeel zoals vaste kostenvergoedingen of telefoonvergoedingen. Bij gebruik van de geldsteekproef wordt niet het hele bestand maar slechts een steekproef gecontroleerd. Op basis daarvan worden dan ‘geldeenheden’ getrokken die een bepaalde looncomponent vertegenwoordigen. Van die getrokken geldeenheden worden dan de achterliggende stukken opgevraagd en wordt beoordeeld of deze componenten ‘goed’ (terecht onbelast gelaten) of ‘fout’ (onterecht onbelast gelaten) zijn. Eventueel gevonden fouten worden vervolgens geëxtrapoleerd over het gehele bestand.
Bij het vaststellen van de steekproef gaat de Belastingdienst, vrij vertaald, uit van 5 procent kans dat ten onrechte een ‘foute’ component niet als zodanig wordt aangemerkt. De foutenmarge voor de werkgever kan bij deze aanpak echter veel hoger zijn (soms wel 25 procent). De kans op een nadelige uitkomst is voor de werkgever veel groter zijn dan voor de Belastingdienst.
Het is dus van belang om de voorwaarden op basis waarvan de geldsteekproef wordt gedaan vooraf goed met de Belastingdienst te bespreken. Discussies over de voorwaarden waaronder de geldsteekproef zal worden gehouden, kunnen beter vooraf dan achteraf worden gevoerd. Aangezien dit zeer ingewikkelde (statische) materie is, is het raadzaam om hierbij tijdig een specialist in te schakelen.
Meer nieuws over salarisadministratie? Kijk op www.kluwersalarisadministratie.nl.