
Met de invoering van het btw-pakket per 1 januari 2010 zijn de btw-verplichtingen van een holding nóg gecompliceerder gemaakt, omdat een holding ook voor zijn niet-ondernemersactiviteiten in de btw-heffing kan worden betrokken en dit vaker plaats zal vinden. Hoe werkt dit praktisch gezien?
Een houdstermaatschappij, ofwel een holding, heeft een bijzondere plaats in de btw-regelgeving. Zo heb je de passieve holding, die voor btw-doeleinden niet kwalificeert als btw-ondernemer. Maar als een holding zich bijvoorbeeld ‘moeit' met het beheer van haar deelnemingen en zij daarvoor een vergoeding ontvangt, kan deze wel als btw-ondernemer worden aangemerkt. Ook komt het voor dat in een holding ‘geknipt' wordt, dat wil zeggen dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen de ondernemersactiviteiten en de pure houdsteractiviteiten, die buiten de btw-heffing blijven.
In de praktijk komt de situatie vaak voor dat een holding kosten doorbelast aan deelnemingen in het binnen- en buitenland onder de noemer ‘managementfee' of ‘doorbelasting hoofdkantoorkosten'. Door deze activiteiten kwalificeert een holding in beginsel als btw-ondernemer.
Diensten aan buitenlandse afnemers
Vóór 1 januari 2010 moest de Nederlandse holding over kostendoorbelastingen aan deelnemingen Nederlandse btw in rekening brengen, ook voor zover het facturen aan buitenlandse deelnemingen betrof. Met ingang van 2010 is de Nederlandse holding over dergelijke doorbelastingen aan buitenlandse deelnemingen geen Nederlandse btw meer verschuldigd door de gewijzigde ‘plaats van dienst'-regels in de Europese (en dus ook Nederlandse) btw-wetgeving. Met ingang van 1 januari 2010 geldt namelijk als hoofdregel dat diensten tussen ondernemers (en daaronder kunnen in beginsel ook kosten doorbelastingen worden geschaard) belast zijn met btw in het land waar de afnemer van de dienst is gevestigd. Algemene kostendoorbelastingen en managementdiensten vallen onder deze nieuwe hoofdregel, en zijn dus belast met btw in het land waar de deelneming is gevestigd. Voor zover de dienstverrichter niet in hetzelfde land als de afnemer van de dienst is gevestigd, wordt de btw (althans, binnen de EU) verlegd geheven van de afnemer. De holding brengt dus geen btw in rekening aan haar deelnemingen in het buitenland, maar de btw wordt verlegd aangegeven (en mogelijk tevens in aftrek gebracht) door deze buitenlandse deelnemingen.
Buitenlandse diensten aan Nederlandse holding
Naast deze wijzigingen aan de ‘output'-zijde, hebben er ook belangrijke wijzigingen plaatsgevonden aan de ‘input'-zijde, en wel de diensten die een holding afneemt van buitenlandse ondernemers. Allereerst zullen door de nieuwe hoofdregel met ingang van dit jaar veel meer diensten van buitenlandse dienstverleners belast zijn met Nederlandse btw, voor zover deze worden verricht aan holdings die kwalificeren als btw-ondernemer. Als een moeiende holding nu bijvoorbeeld managementdiensten inkoopt van een Amerikaans kantoor ter zake van haar beheerstaken, zal de houdster met ingang van dit jaar Nederlandse btw moeten aangeven over deze ingekochte diensten. De verschuldigde btw kan zij vervolgens in aftrek brengen.
Een andere wijziging in de wetgeving per dit jaar is dat een Nederlandse holding die deels btw-ondernemer is, maar ook een niet-ondernemersdeel kent, óók ingeval zij diensten van buitenlandse ondernemers inkoopt ten behoeve van haar niet-ondernemersactiviteiten Nederlandse btw zal moeten voldoen. Dit was al vóór 1 januari 2010 zo uitgemaakt in de Europese jurisprudentie, maar staat nu ook zwart op wit in de Nederlandse btw-wetgeving.
Een voorbeeld
Een holding houdt enerzijds passief aandelen (niet-ondernemersdeel) en verstrekt daarnaast rentedragende leningen aan derden waarvoor zij als btw-ondernemer wordt aangemerkt. Als deze holding nu adviesdiensten inkoopt van een adviseur uit Engeland ten behoeve van haar rol als passief houdster van aandelen, zal zij Nederlandse btw verschuldigd zijn over deze ingekochte adviesdiensten. Deze moet de holding zelf aangeven op haar btw-aangifte. Omdat zij de diensten niet als ondernemer afneemt en derhalve geen recht heeft op btw-aftrek, zal de verschuldigdheid ook leiden tot een daadwerkelijke betaling van de btw. In de nieuwe wetgeving is het voor de presterende partij in dit soort internationale diensten gemakkelijk gemaakt. Als de afnemer een btw-nummer heeft, wordt hij geacht de diensten als ondernemer af te nemen en wordt de btw verlegd naar die afnemer.
Slotsom
Kortom: zowel aan de verkoopkant als de inkoopkant van holdings die te maken hebben met deelnemingen en/of dienstverleners in het buitenland hebben per 1 januari 2010 heel wat veranderingen plaatsgevonden. Een korte samenvatting:
– er is geen Nederlandse btw verschuldigd over doorbelasting hoofdkantoorkosten en managementdiensten aan actieve deelnemingen in het buitenland;
– er is vaker Nederlandse btw verschuldigd ten aanzien van diensten die worden ingekocht vanuit het buitenland;
– er is ook Nederlandse btw verschuldigd ten aanzien van diensten die worden ingekocht vanuit het buitenland ten behoeve van het niet-ondernemersdeel van de holding.
Let hier dus bij het opmaken van de verkoopfacturen en het inboeken van inkoopfacturen goed op. Zeker ingeval van de verschuldigdheid van btw ten aanzien van diensten die u vanuit het buitenland inkoopt ten behoeve van de niet-ondernemersactiviteiten of ingeval van een beperkt aftrekrecht van een holding door bijvoorbeeld financieringsactiviteiten, leidt dit tot een effectieve verschuldigdheid. Laat u dit achterwege, dan zal dit bij ontdekking leiden tot een naheffing van de niet-aangegeven btw plus boetes. Houd dit dus bij de holdings scherp in de gaten!
***
Dit artikel is gepubliceerd in F&A Actueel nr. 4-10 en is van de hand van mr. S.C. den Breems.