Rekenvoorbeeld bij het artikel 'De werkkostenregeling nader bekeken' uit Tijdschrift Controlling 2010, afl. 9.
Een werkgever heeft een loonsom van 1.200.000 euro. De werkgever besteedt jaarlijks 60.000 euro inclusief btw aan kostenvergoedingen en verstrekkingen ten behoeve van de werknemers. Van deze 60.000 euro kan 10.000 euro worden aangemerkt als intermediaire kosten en 20.000 euro als kosten waarvoor een gerichte vrijstelling geldt. De werkgever heeft de kosten voor bedrijfsfitness aangewezen als kosten die bij de werknemers belast zijn. De kosten voor bedrijfsfitness bedragen 10.000 euro per jaar. Hij maakt de volgende rekensom:
Totale werkkosten € 60.000
Af: intermediaire kosten € 10.000 -/-
Af: gerichte vrijstellingen € 20.000 -/-
Belastbaar loon € 30.000
Af: bij werknemers te belasten loon € 10.000 -/-
Bij werkgever te belasten loon € 20.000
Af: 1,4 procent van de loonsom € 16.800 -/-
Heffingsgrondslag werkgever € 3.200
In dit voorbeeld betaalt de werkgever 80 procent eindheffing over 3.200 euro, is 2.560 euro. De werknemers gaan er netto circa 4.200 euro op achteruit (indien belastingtarief van 42 procent van toepassing is voor alle werknemers) doordat de kosten voor bedrijfsfitness bij hen belast zijn.
Had de werkgever er niet voor gekozen om 10.000 euro bij de werknemers te belasten bij het loon, dan was over 13.200 euro eindheffing verschuldigd. Dat is 10.560 euro, dus de loonkosten voor de werkgever zouden 8.000 euro hoger zijn.
Het is voor de werkgever dus van belang om vooraf zijn kosten goed te inventariseren en een afweging te maken welke kosten hij aanwijst voor het forfait van 1,4 procent en welke kosten hij eventueel bij zijn werknemers belast.
Als je de fitnesskosten zou bruteren met een belastingtarief van 42 procent dan worden de kosten van de werkgever niet 80 procent van 10.000 hoger maar ‘slechts' zo´n 72 procent. Bovendien wordt dan de grondslag hoger waarover de 1,4 procent wordt berekend. Dat kan dus gunstiger zijn voor de werkgever dan ‘gewoon' maar 80 procent afrekenen over de kosten van bedrijfsfitness. Het deel van de vergoedingen en verstrekkingen dat onder het algemeen forfait valt en met het eindheffingstarief van 80 procent wordt belast valt overigens buiten de grondslag van de werknemersverzekeringen. Als de werkgever echter niet kiest voor de eindheffing maar een bepaalde vergoeding tot het loon laat behoren en de brutering voor zijn rekening neemt dan zou de grondslag van het premieloon dus kunnen stijgen. Dit hoeft niet nadelig te zijn voor de werkgever met name niet als het gecombineerde belasting- en premietarief 42 procent of lager is voor de meeste werknemers die het betreft. Om de uiteindelijke besparing te kunnen bepalen, zal de stijging van de premielasten moeten worden afgezet tegen de besparing op de loonbelasting door de kosten van bedrijfsfitness niet aan te wijzen, maar tegen een lager belastingtarief te bruteren.
Dit rekenvoorbeeld hoort bij het artikel 'De werkkostenregeling nader bekeken' uit Tijdschrift Controlling 2010, afl. 9.
Auteurs: Heidi Bröker en Henk Amorison