
De verzekeringswereld is de afgelopen tijd flink door elkaar geschud. Verzekeraars doen hun uiterste best om hun imago, dat tot een bedenkelijk punt gezakt is, te verbeteren. Daarnaast dwingt de wetgever zowel aanbieders als adviseurs van verzekeringsproducten hun gedrag te verbeteren. Zonder overdrijving kan gezegd worden dat sprake is van een cultuuromslag die voor de verzekerde bedrijven in 2011 merkbaar zal worden, schrijft Jan Aikens.
De politiek volgt het handelen van verzekeringsadviseurs met argusogen. Dat heeft geleid tot wetgeving die tot doel heeft de tussenpersoon om te vormen van wederverkoper van verzekeringen tot adviseur van de klant. In de particuliere markt is de provisiebeloning van het intermediair aan strenge regels gebonden. Minister De Jager heeft zelfs voor veel financiële producten in die sector een algeheel provisieverbod afgekondigd, dat waarschijnlijk per 2013 van kracht gaat worden.
Dat verbod geldt niet voor (bedrijfs)schadeverzekeringen, maar ook daar wordt aan het bestaande provisiestelsel getornd. Waarschijnlijk nog dit jaar mag een verzekeraar de adviseur die veel omzet genereert niet meer hoger belonen dan de collega die slechts een paar postjes binnenbrengt.
Verkoopgedreven beloning komt in veel branches voor. De ondernemer kent ze wel: de vertegenwoordigers die extra hun best doen een order binnen te halen omdat zij daarmee een omzetgrens overschrijden en hun bonus veilig stellen. De verzekeringsbedrijfstak maakte ook gebruik van die systematiek, totdat de wetgever besloot deze ‘perverse prikkels’ gefaseerd uit te bannen.
Een grote meerderheid van de Tweede Kamer heeft eind vorig jaar de minister opgedragen in 2011 ook voor schadeverzekeringen een bonusverbod in de wet op te nemen. Vanaf dat moment zal de tussenpersoon niet meer in de verleiding komen een product te adviseren van een aanbieder waarmee hij een voor hem financieel aantrekkelijke relatie heeft opgebouwd. De provisie die hij ontvangt is louter afhankelijk van de soort verzekeringsovereenkomst die hij heeft helpen afsluiten. Het laatste stapje om te komen tot een algeheel provisieverbod kan de ondernemer zelf nemen en daar is veel voor te zeggen.
Van de bemiddelaar naar riskmanager
Zoals bekend staat een bedrijf aan veel risico’s bloot. Dat af te laten dekken door een verzekering is de laatste stap. Daaraan vooraf gaat het inventariseren van die risico’s en het nemen van preventieve maatregelen. Grote bedrijven hebben daarvoor riskmanagers in dienst. Kleinere en middelgrote ondernemingen kunnen gebruik maken van de diensten van verzekeringsadviseurs die zich gespecialiseerd hebben in de zakelijke markt.
Om bij die adviseurs de prikkel om alle risico’s te vertalen in een verzekeringsoplossing weg te nemen, kan het verstandig zijn voor deze werkzaamheden een vaste vergoeding af te spreken. Dat is het maximale bedrag dat een onderneming aan de adviseur moet betalen. Voor de risicoaspecten waarvoor wel verzekeringen moeten worden afgesloten, ontvangt de adviseur van de verzekeraar provisie, die hij op de afgesproken vergoeding in mindering kan brengen. In deze constructie kan de adviseur zonder zichzelf financieel tekort te doen voluit de belangen van zijn klant behartigen. Hij werkt dan niet meer productgericht, maar volledig klantgericht.
Keurmerk verzekeraars
‘Het klantbelang centraal’ is ook de leus waarmee verzekeraars werken aan het herstel van het vertrouwen bij de klant. Intussen mag een dertigtal verzekeraars het Keurmerk Klantgericht Verzekeren voeren. Zij voldoen aan de normen die door een onafhankelijke stichting wordt gecontroleerd, zoals:
- het geven van heldere, eerlijke informatie en voorlichting in begrijpelijke taal;
- het leveren van een continue, zorgvuldige en voortvarende dienstverlening;
- een goede (telefonische) bereikbaarheid;
- een consistent kwaliteitsbeleid en het zorg dragen voor permanente verbetering van de dienstverlening.
Het keurmerk bestaat pas sinds kort. Daarom kunnen veel verzekeraars daar nog geen aanspraak op maken. Wel zijn zij gebonden aan de Gedragscode Verzekeraars, die in juni 2011 geheel zal zijn vernieuwd en waarin de kernwaarden van het verzekeringsbedrijf – zekerheid bieden, mogelijk maken en maatschappelijk betrokken zijn – gedetailleerd worden uitgewerkt.
Geen langlopende contracten
Een concrete maatregel is dat langlopende verzekeringscontracten tot het verleden gaan behoren. Een verzekeraar kan een bedrijf niet langer dan drie jaar via een polis aan zich binden. Dat geldt voor alle zakelijke schade- en inkomensverzekeringen. Na drie jaar kunnen verzekerden direct opzeggen met een opzegtermijn van een maand.
Als alternatief voor een direct opzegbaar contract kan de verzekeraar na het aflopen van de contractstermijn een nieuw verzekeringsvoorstel doen voor een periode van maximaal drie jaar. Een onderneming kan kiezen voor een langere periode, maar moet dat expliciet met de verzekeraar in een aparte overeenkomst regelen. Op die manier kan het niet meer gebeuren dat een ondernemer in de ‘kleine lettertjes’ moet lezen dat hij een decennium lang door de polis gegijzeld is.
Jan Aikens is auteur / publicist financiële dienstverlening en voormalig hoofdredacteur van Het Verzekeringsblad. Mail voor vragen: kanaikens@bucom.nl
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Tijdschrift Administratie 1 / 2, 2011