Wat zijn de voorwaarden voor doorwerken en bijverdienen als een werknemer zonder fiscale sancties zijn ouderdomspensioen of zijn prepensioen eerder in wil laten gaan dan de in de regeling opgenomen pensioendatum of richtleeftijd?'
Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) van de Belastingdienst ‘publiceerde’ onlangs een vraag en antwoord over de mogelijkheden en gevolgen.
In zijn algemeenheid kan men stellen dat de Belastingdienst wat streng in de leer is als het gaat om eerder stoppen met werken of juist doorwerken voor of na de pensioendatum. Zo ook in de beantwoording van bovenstaande vraag. De fiscus stelt dat ouderdomspensioen volgens de wet (dat is in dit geval de Wet op de loonbelasting 1964) een inkomensvoorziening is.
Dit houdt in dat het fiscale voordeel (geen heffing over de aanspraak, maar pas over de pensioenuitkeringen) van een ouderdomspensioen gericht is om verlies van inkomen uit werk op te vangen. Dit geldt volgens de Belastingdienst ook voor prepensioen. Als een werknemer het pensioen of prepensioen eerder laat ingaan, zonder dat hij er in inkomen uit werk op achteruitgaat, is de gehele (pre)pensioenaanspraak direct belast. Bovendien is er ook nog eens een revisierente van twintig procent verschuldigd.
Vervroegde pensionering
Het maakt geen verschil of het inkomen dat de (voormalige) werknemer verdient, uit dezelfde of een andere dienstbetrekking komt, dan wel een andere 'inkomensgenerende activiteit'. Vervroegde pensionering houdt een einde aan het arbeidzame leven in. Zou sprake zijn van gedeeltelijke vervroegde pensionering, dan moet het arbeidzame leven evenredig afnemen.
Er moet een één op één relatie zijn tussen de mate van vervroegde pensionering en de afname van het werkinkomen. Al bestaande economische activiteiten die de (voormalige) werknemer al tijdens zijn dienstverband deed, mogen buiten beschouwing blijven. Het na de vervroegde (pre)pensioendatum handhaven van een al bestaande bijbaan, nevenactiviteit of onderneming hoeft dus voor wat betreft de fiscale zuiverheid van de pensioenregeling geen probleem op te leveren.
Mocht de werknemer echter van plan zijn die activiteiten uit te breiden, dan mag dit weer niet. Een extra aandachtspunt geldt voor zogenoemde slapersrechten, pensioenaanspraken opgebouwd in vorige dienstverbanden. Als er tijdens dat vroegere dienstverband nog geen economische nevenactiviteiten waren en die pas later zijn opgestart, moet daarmee volledig rekening gehouden worden. Er was dan immers geen bestaande samenloop tussen de nevenactiviteiten en het dienstverband. Kortom: vervroeging van een slapersrecht en daarnaast inkomen ontvangen uit nieuwe of al bestaande nevenactiviteiten, kan eigenlijk eenvoudigweg niet zonder fiscale sancties.
Doorwerken
Als een werknemer met pensioen gaat op de reguliere pensioeningangsdatum vindt geen toets plaats of hij zijn economische activiteiten beëindigd heeft of niet. De werknemer heeft de ingangsdatum van het pensioen niet zelf in de hand gehad. Het is dan in overeenstemming met het 'objectieve karakter van zo'n regeling' als de pensioengerechtigde toch nog inkomsten kan blijven generen zonder dat de pensioenregeling onzuiver wordt.
Toch zijn er ook bij doorwerken na de reguliere pensioeningangsdatum nog wel degelijk belangrijke aandachtspunten. Volgens de staatssecretaris van Financiën is uitstel bij doorwerken na de leeftijd van 65 jaar geen probleem als de pensioenuitkeringen uiterlijk ingaan bij 70 jaar. Het pensioen mag gedurende de uitstelperiode verder opgebouwd worden. Bestaande pensioenrechten moeten actuarieel worden opgerent. Bestaande slapersrechten die voortvloeien uit bij andere werkgevers opgebouwd pensioen mogen worden uitgesteld.
Grens
Werkgever, werknemer en pensioenuitvoerder moeten wel attent zijn op de zogenoemde honderd procent-grens. Het uit te keren pensioen mag niet hoger zijn dan honderd procent van het pensioengevende loon. Als het ouderdomspensioen na 65 jaar de honderd procent-grens bereikt, moet het pensioen direct ingaan.
Bij een pensioen op basis van eenbeschikbaar premiesysteem wordt alleen op het moment van de inleg en pas op de pensioeningangsdatum getoetst of de grens van honderd procent van het pensioengevende loon overschreden wordt of niet. Bij een beschikbaar premiesysteem wordt een eventueel surplus uitgekeerd in een bedrag ineens onder inhouding van loonheffing. Het is nu de vraag of deze toets bij een uitstel van de pensioeningangsdatum ook mag worden uitgesteld tot de nieuwe pensioeningangsdatum.
Pensioeningangsdatum
De staatssecretaris van Financiën vindt dat dit niet altijd kan. Als de werknemer nog doorwerkt zonder voortgezette pensioenopbouw, mag de toets plaatsvinden op de uiteindelijk gekozen pensioeningangsdatum. Als de pensioenopbouw wel doorgaat, dan zal er een doorlopende honderd procent-toets moeten plaatsvinden. De pensioenopbouw mag gebeuren volgens het laatste premiepercentage op 64-jarige leeftijd. De opbouw moet stoppen als de honderd procent-grens is bereikt.
Als de werknemer dan nog geen 65 jaar is, hoeft het pensioen nog niet in te gaan. Is de werknemer ouder dan 65 jaar, dan zal dit echter wel moeten gebeuren. Het lijkt op zich logisch om ook hier de leeftijd van zeventig jaar te hanteren, maar dat is dus niet het geval.
Pensioenuitvoerder
Bij uitstel van de pensioeningangsdatum vanwege doorwerken moeten de pensioenuitvoerders jaarlijks toetsen of en in hoeverre de werknemer daadwerkelijk doorwerkt. Een verklaring van de werknemer is hiervoor voldoende. Als de werknemer verklaart niet meer of niet meer geheel door te werken, moet het pensioen direct ingaan.
Als het gaat om vervroegd pensioen en doorwerken mag de pensioenuitvoerder op de datum van vervroegde pensionering volstaan met het vragen om een verklaring van de werknemer dat hij zijn arbeidzame leven daadwerkelijk beëindigt naar evenredigheid met zijn vervroegde pensionering en niet het voornemen heeft om het werk weer te hervatten.
Volgens het CAP is het standpunt over vervroegd pensioen en doorwerken niet in strijd met het beleid om werknemers langer door te laten werken. Dat beleid is eenvoudigweg gericht op domweg doorwerken zonder vervroegde pensionering en op doorwerken na de pensioeningangsdatum. Bovendien ontstaan er door de vervroeging alleen maar pensioentekorten doordat dit leidt tot lagere pensioenuitkeringen met kans op inkomenstekorten als de overige werkzaamheden alsnog gaan wegvallen.
Ontslagvergoeding
Daar valt allemaal veel voor te zeggen, maar het is wel erg algemeen gesteld. Er zijn ook situaties denkbaar van werknemers die op enig moment ontslagen worden bij een reorganisatie, een ontslagvergoeding krijgen waarvan ze gaan leven (al dan niet via een stamrecht) en vervolgens door hun pensioen wat eerder in te laten gaan er toch in slagen het hoofd financieel boven water te houden. Dat zij daarnaast denken aan ander aanvullend arbeidsinkomen of ondernemersinkomen is eigenlijk niet meer dan voor de hand liggend.
Bovendien, wat wel mag is na verloop van tijd alsnog economische activiteiten verrichten na je pensioeningangsdatum. Dat is jammer, want met het fiscaal gedwongen afwachten van de pensioendatum bij de werkgever houd je geen gemotiveerde oudere werknemers over.
*
Auteur: mr. M. Rijsdijk
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in F&A Signalen