De Belastingdienst is sinds enkele jaren scherper gaan controleren op een correcte belastingheffing bij auto's van de zaak. U kunt zich wellicht de nieuwsberichten over de grootschalige controles op zondagen bij grote winkels of pretparken nog wel herinneren. Het is dus van belang dat werkgevers en werknemers de belastingheffing bij deze auto's op orde hebben. Dit artikel gaat in op de manier waarop de belastingheffing rondom auto's van de zaak dient plaats te vinden en hoe die heffing eventueel achterwege kan blijven. Het gaat om de reguliere personenauto's. Voor speciaal vervoer, vrachtwagens en oudere auto's gelden andere regels.
Tenzij men bijzondere maatregelen treft voor het voorkomen van bijtelling, wordt iedere auto van de zaak geacht ook voor privédoeleinden te worden gebruikt. Dit brengt een loonvoordeel met zich mee dat moet worden belast. Die belastingheffing vindt plaats door de bekende bijtelling, waarover loonheffing (loonbelasting en premies volksverzekeringen) en Zvw-bijdrage worden betaald.
Momenteel maakt de bijtelling nog geen deel uit van de grondslag voor de premies werknemersverzekeringen, al gaat dit met de invoering van de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL) veranderen. De bijtelling in verband met het privégebruik van de auto van zaak vormt dan loon voor álle loonheffingen. Vooralsnog staat de invoering van de WUL gepland voor 1 januari 2013.
Hoogte bijtelling
De hoogte van de bijtelling wordt op jaarbasis berekend aan de hand van de volgende formule:
Bijtelling = (bijtellingspercentage * waarde auto) -/- eigen bijdrage voor privégebruik.
Het bijtellingspercentage is afhankelijk van de CO2-uitstoot van de auto:
- stoot de auto geheel geen CO2 uit, zoals bij elektrische auto's, dan is het bijtellingspercentage 0 procent. Dit percentage geldt tot en met 2014;
- voor zeer zuinige auto's bedraagt het bijtellingspercentage 14 procent. Dat zijn auto's met een CO2-uitstoot die niet meer is dan 95 gram (diesel) of 110 gram (benzine) per kilometer;
- voor zuinige auto's bedraagt het bijtellingspercentage 20 procent; dat wil zeggen auto's met een CO2-uitstoot van tussen de 95 en 116 (diesel) of tussen de 110 en 140 (benzine) gram per kilometer; -voor alle andere auto's geldt een bijtellingspercentage van 25 procent.
Vaststellen waarde auto
Voor het vaststellen van de waarde van de auto is het van belang of het kenteken voor 1 juli 2006 was toegekend of op/na die datum. In het eerste geval wordt de waarde van de auto vastgesteld door de nettocatalogusprijs (zoals berekend door de fabrikant of importeur) te vermeerderen met de waarde van de door de dealer aangebrachte accessoires (voordat het kenteken was toegekend), de omzetbelasting en het bpm-bedrag zoals dat op het kenteken is vermeld.
In het tweede geval wordt de waarde van de auto vastgesteld door de nettocatalogusprijs (zoals berekend door de fabrikant of importeur, inclusief accessoires) te vermeerderen met de omzetbelasting en het bpm-bedrag zoals dat op het kenteken is vermeld. Voor auto's die vanaf 1 januari 2010 voor het eerst zijn geregistreerd, houdt de RDW een online database van de catalogusprijzen bij.
Een eventuele bijdrage van de werknemer aan de werkgever voor het privégebruik verlaagt de bijtelling van de werknemer. Het is dan wel van belang dat de werknemer de eigen bijdrage uit zijn nettoloon betaalt en dat deze vooraf was afgesproken. Tevens kan een eigen bijdrage de bijtelling maximaal verlagen tot nihil. Een negatieve bijtelling is dus niet mogelijk.
Bijzondere gevallen
Als de werknemer slechts een deel van het kalenderjaar een auto ter beschikking is gesteld, dan dient de bijtelling tijdsevenredig te worden berekend. Ook de hierna besproken grens van vijfhonderd kilometer (zie kopje ‘voorkomen van bijtelling') moet tijdsevenredig worden getoetst. Als de werknemer bijvoorbeeld in een half jaar tijd tweehonderd privékilometers heeft gereden, wordt de grens van vijfhonderd kilometer niet overschreden. Dat is echter wel het geval als hij in dat halve jaar driehonderd privékilometers heeft gereden.
Naast dat een auto een deel van het jaar ter beschikking gesteld kan zijn, is het mogelijk dat de werknemer gedurende een kalenderjaar meerdere auto's ter beschikking gesteld heeft gekregen. Voor deze auto's dient dan tijdsevenredig te worden bepaald of de vijfhonderd-kilometergrens wordt overschreden. Zelfs als met de eerste auto geen privékilometers worden gereden, zal dan een bijtelling moeten plaatsvinden als met de tweede auto meer dan vijfhonderd privékilometers worden gereden.
Voorbeeld
Van 1 januari tot en met 30 juni wordt een werknemer een auto ter beschikking gesteld van 30.000 euro. Hij rijdt gedurende deze periode slechts tien privékilometers. Vanaf 1 juli tot en met 31 december wordt hem een auto ter beschikking gesteld van 45.000 euro, waarmee hij zevenhonderd privékilometers rijdt. Aangezien hij op jaarbasis meer dan vijfhonderd privékilometers heeft gereden, moet over dat gehele jaar een bijtelling plaatsvinden.
Voor de eerste auto bedraagt die bijtelling ((25 procent van 30.000 euro) / zes maanden =) 3.750 euro. Voor de tweede auto bedraagt die ((25 procent van 45.000 euro) / zes maanden =) 5.625 euro. De totale bijtelling is dus ( 3.750 + 5.625 euro =) 9.375 euro.
Voorkomen van bijtelling
Er hoeft geen bijtelling plaats te vinden als de werknemer de auto voor maximaal vijfhonderd kilometer voor privédoeleinden gebruikt. Woon-werkkilometers worden in dit kader niet aangemerkt als kilometers voor privédoeleinden. Zoals hiervoor al is aangegeven, is het uitgangspunt van de wet dat een ter beschikking gestelde auto wordt geacht voor meer dan vijfhonderd kilometer voor privédoeleinden te worden gebruikt. Het is dan ook aan de werkgever en werknemer om aan te tonen als de grens van vijfhonderd kilometer niet wordt overschreden. Een sluitende kilometeradministratie is daarbij de meest gangbare en vaak enige methode.
Sancties
Als werknemers hebben aangegeven de auto niet voor meer dan vijfhonderd kilometer ten behoeve van privédoeleinden te gebruiken, is het voor een werkgever aan te raden om van die werknemers te verlangen dat zij een ‘verklaring geen privégebruik auto' bij de Belastingdienst aanvragen. Als dan achteraf blijkt dat de bijtelling ten onrechte achterwege is gebleven – omdat er meer dan vijfhonderd privékilometers zijn gereden of omdat men er niet in slaagt de Belastingdienst ervan te overtuigen dat de vijfhonderd-kilometergrens niet is overschreden – dan hoeft de werkgever zich niet in een discussie daarover te mengen.
Het risico ligt dan bij de werknemer zelf, wat met zich meebrengt dat ook de eventuele naheffingsaanslag, inclusief boete en heffingsrente, voor rekening komt van de werknemer. Overigens kan de Belastingdienst een verzuimboete opleggen van 3.936 euro of zelfs 4.920 euro. Daarnaast is het mogelijk dat een vergrijpboete wordt opgelegd ingeval van grove schuld of opzet, bijvoorbeeld in geval van een vervalste kilometeradministratie. De vergrijpboete kan oplopen tot 100 procent van het bedrag van de naheffing.
Jaarlijks vernieuwen hoeft niet
De werkgever dient de verklaring ‘geen privégebruik auto' in de administratie op te nemen. Deze verklaring blijft geldig zolang de situatie ongewijzigd blijft. Het is dus niet zo dat de werknemer de verklaring ieder kalenderjaar moet vernieuwen, zelfs niet als hij van werkgever verandert. Als de werkgever op de hoogte is dat de verklaring geen privégebruik auto ten onrechte is afgegeven, dan is deze logischerwijs niet gevrijwaard.
De naheffingsaanslag, inclusief boete en rente, kan dan alsnog bij de werkgever worden opgelegd. Dit laatste geldt ook als de werknemer geen verklaring privégebruik heeft aangevraagd en de bijtelling ten onrechte achterwege is gebleven. Formeel gezien heeft de werkgever, in diens hoedanigheid van inhoudingsplichtige, dan niet aan zijn verplichtingen voldaan.
*
Dit artikel verscheen eerder in uitgebreidere vorm in Tijdschrift Administratie