De reclamebelasting is weer helemaal terug van weggeweest. Veel gemeenten gebruiken de heffing om de kosten van bepaalde voorzieningen in een gedeelte van de gemeente te dekken. Dit als alternatief voor de inmiddels daartoe ingevoerde BIZ-bijdrage of de baatbelasting. Zo ook de gemeente Doetinchem.
De gemeente Doetinchem voerde op verzoek van een ondernemingsvereniging een reclamebelasting in om met de opbrengsten daarvan het centrum van de stad te versterken. Voor de invoering van de reclamebelasting betaalden de leden van de ondernemingsvereniging gemiddeld 450 euro. Onder gelijktijdige verlaging van dat bedrag is het tarief van de reclamebelasting, die in de vorm van een subsidie wordt afgedragen aan Stichting Ondernemersfonds Doetinchem, bepaald op 474 euro.
Op die manier draait de gemeente ook niet op voor de kosten van heffing en invordering van de belasting. Uit de ‘subsidie’ worden evenementen, citymarketing (algemene positionering van Doetinchem), centrummanagement en voorzieningen zoals feestverlichting en aankleding van het centrum bekostigd.
Verkapte baatbelasting
In diverse vergelijkbare procedures is aan de rechter voorgelegd of hier geen sprake is van oneigenlijk gebruik van de reclamebelasting. Niet alle openbare aankondigingen worden immers in de heffing betrokken. Bovendien kent de gemeentewet ook de baatbelasting, een belasting die expliciet bedoeld is voor het financieren van ‘voorzieningen van openbaar nut’ in een gedeelte van de gemeente. Dit door alleen de gebate ondernemers in de belastingheffing te betrekken.
De baatbelasting lijkt echter ten dode opgeschreven, nu deze in bijna elke gerechtelijke procedure onderuit wordt gehaald. Daarmee durft geen gemeente het meer aan deze belasting nog te gebruiken.
BIZ-heffing
Daarnaast is juist voor situaties als die in Doetinchem de BIZ-heffing in het leven geroepen (per 1 mei 2009). De BIZ-bijdrage heeft tot doel om de kosten te dekken die verbonden zijn aan activiteiten, die zijn gericht op het bevorderen van onder meer de leefbaarheid en veiligheid in een bepaald gedeelte van de gemeente (de BIZ-zone). Gemeenten kunnen de BIZ-bijdrage heffen van gebruikers van niet-woningen in de BIZ-zone.
De opbrengst wordt als subsidie verstrekt aan de bij de verordening aangewezen vereniging of stichting. In de BIZ-heffing zit echter een element dat in de praktijk een obstakel vormt voor de invoering ervan. De verordening BIZ-heffing treedt namelijk niet in werking voordat blijkt van voldoende steun van de bijdrageplichtigen. En het verkrijgen van voldoende draagvlak voor deze nieuwe bijzondere heffing is in deze economisch mindere tijden vaak een zware opgave. Het invoeren van de reclamebelasting in een beperkt gebied, zonder expliciete blijk van voldoende draagvlak is dan een dankbaar alternatief.
Oordeel Hoge Raad
Net als A-G IJzerman oordeelt de Hoge Raad dat de reclamebelasting in casu mag worden gebruikt. De Hoge Raad oordeelt allereerst dat gemeenten de vrijheid hebben de opbrengst van de reclamebelasting te besteden aan activiteiten en voorzieningen binnen een bepaald gedeelte van haar grondgebied. Dat is niet zo verwonderlijk, want het is eigen aan een algemene belasting als de reclamebelasting. Vervolgens staat de Hoge Raad stil bij de vraag of de heffing van de reclamebelasting ook kan worden beperkt tot een deel van het grondgebied van de gemeente.
Dat is het geval als daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat, hetgeen volgens de Hoge Raad bij de Doetinchemse casus het geval is. De gemeente mocht er namelijk in alle redelijkheid vanuit gaan dat degene die profijt kunnen hebben van de opbrengst van deze heffing, ook in deze heffing worden betrokken. De gemeente Doetinchem beperkte de heffing immers tot openbare aankondigingen in een bepaald gebied en besteedde de opbrengst van deze reclamebelasting eveneens in dat beperkte gebied, waarmee hieraan volgens de Hoge Raad is voldaan.
Onvoldoende gemotiveerd
De oordelen van het hof dat voor de ondernemers in het centrumgebied profijt kan ontstaan door de met de reclamebelasting te subsidiëren activiteiten en voorzieningen, en dat bijna alle ondernemers in het centrumgebied – die in enigerlei mate profijt hebben van de activiteiten en de voorzieningen – in de vorm van een reclamebelasting bijdragen aan de kosten ervan, kunnen, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Deze oordelen zijn volgens de Hoge Raad evenmin onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.
Tot slot verwierp de Hoge Raad de stelling dat de reclamebelasting werd gebruikt voor verhaal van uitgaven waarvoor de wetgever met ingang van 1 mei 2009 een zogenoemde BIZ-heffing (een gebiedsgerichte bestemmingsheffing) had ingevoerd. De Hoge Raad oordeelde dat uit de tekst van de Experimentenwet BI-zones, noch uit de geschiedenis van de totstandkoming daarvan volgt dat gemeenten door de invoering van deze wet worden beperkt in hun bestaande bevoegdheden tot belastingheffing die zij aan de Gemeentewet kunnen ontlenen.
Ook voor BIZ-doelen
Ook na 1 mei 2009 kan de reclamebelasting dus gebruikt worden voor de BIZ-doelen. Dat is voor gemeenten in tijden, waarin naarstig wordt gezocht naar nieuwe inkomstenbronnen en de baatbelasting notoir onbetrouwbaar is geworden, een prettige gedachte.
*
Auteur: mr. B.S. Kats
*
Dit artikel is afkomstig uit F&A Actueel