
Ze voelt zich zo erg de directeur in de wandelgangen: de mensen die opkijken van het werk en haar nakijken, de manier waarop mensen ruimte voor haar maken als ze hen tegemoetkomt in de gang, de verrassende vragen die opeens op haar af komen, het maakt haar ongemakkelijk.
Als Karin voor het eerst bij me komt, heeft ze net de uitslag van het jaarlijkse medewerkers-tevredenheidsonderzoek binnen. Daar komt uit dat ze als directeur te weinig zichtbaar is. Karin beschrijft zichzelf als iemand die graag haar agenda doelmatig inricht, op een nuttige manier toegankelijk is, en prima kan leven met het feit dat haar aanwezigheid en aandacht schaars en dus aantrekkelijk zijn. Het ‘nee verkopen’ besteedt ze uit aan haar secretaresse en ze regelt veel van achter haar bureau. Ze vraagt zich af hoe functioneel het is wat de medewerkers van haar verlangen.
De klacht van de onvoldoende zichtbaarheid wil ze dus eigenlijk relativeren, maar ze zegt dan in een tussenzin dat ze de gangen in het hoofdgebouw zoveel mogelijk vermijdt. Als ik daarop doorvraag, vertelt ze dat ze zich daar zo erg de directeur voelt: de mensen die opkijken van het werk en haar nakijken, de manier waarop mensen ruimte voor haar maken als ze hen tegemoetkomt in de gang, de verrassende vragen die opeens op haar afkomen, het maakt haar ongemakkelijk. Ze komt gewoon vroeg, vertrekt laat en organiseert het zo dat de mensen, die haar willen spreken, naar haar toe komen.
We bouwen een gang van stoelen en ik nodig haar uit om er doorheen te lopen zoals ze dat nu doet, de keren dat het moet. Ze loopt gehaast en ietsjes voorover gebogen, haar papieren tegen de borst geklemd, terwijl ze recht vooruit kijkt. Ik krijg de indruk dat ze zo snel mogelijk van de gang af wil zijn. Zij is verrast om te horen hoe zichtbaar dat is.
Een koning beweegt anders. Als die in zijn rol door de gang loopt is dat met een rustige tred, rechtop en met een ruime vanzelfsprekendheid. Hij doet wat hij wil: mijmeren tijdens het lopen, stoppen om iets te bekijken, zijn impuls volgen om een kamer binnen te gaan, zonder beleefd te zijn weer vertrekken. Hij beweegt zich met evident gemak, onbetwist.
Na enige aarzeling probeert Karin deze manier van lopen uit. Ze blijkt het prettig te vinden om met een zekere autoriteit te bewegen en experimenteert ermee. Ze merkt dat de rust haar nieuwsgierigheid prikkelt, ze wil kijken wat er aan de muren hangt, wie er in huis zijn. Verwonderd zegt ze dat het niet onplezierig is om zo vanuit rust en gemak rond te lopen, terwijl ze neutraal de dingen en situaties bekijkt die zich voordoen.
Een paar weken later vertelt Karin dat ze het nog altijd spannend vindt om zichtbaar door de gangen in het gebouw te lopen. Maar ze went er wel aan. Wanneer ze merkt dat medewerkers zich ongemakkelijk voelen in haar aanwezigheid, doet ze haar best om gewoon te doen en contact te maken. De rol van toegankelijke koning helpt haar als ze zich overvallen voelt, of te zichtbaar. Dan neemt ze de tijd voor een paar ademhalingen, voor het overzien van de situatie en het formuleren van haar respons. Waardig, maar onbevangen.
Marijke van Oosterzee begeleidt vanuit haar bureau Acte de Présence mensen bij het vervullen van hun gezaghebbende rol. Hier doet ze verslag van haar bevindingen.
Geef een reactie