
Tien jaar geleden werd permanente educatie ingevoerd voor accountants in business en registercontrollers. Om de toegevoegde waarde van de titel vast te houden en hoge kwaliteit te blijven leveren. Maar hoe goed wordt het voornemen in praktijk gebracht? En wat zeggen PE-punten over het kennisniveau?
Kennis is zo vers als pas gevangen vis. Tot dat inzicht kwamen de registeraccountants al in 1976 toen ze een toen nog vrijwillige permanente educatie instelden. Vanaf 1996 volgde een formele verplichting. Een voorbeeld dat sinds 2007 wordt gevolgd door RC’s en accountants in business. Wie op het onderwerp grasduint door Google stuit op oude berichten over accountants in business die door de Accountantskamer beboet worden vanwege het niet nakomen van de PE-verplichting. Zo worden er in 2011 honderdtachtig klachten behandeld. Die hoge aantallen worden tegenwoordig niet meer gehaald.
Zie ook: Business controller: wie ambities heeft moet zijn competenties op orde hebben
‘Het is maar een enkeling die zijn PE-uren niet registreert’, concludeert Willem Ouwehand, programmamanager NBA. ‘Ieder jaar moeten de leden voor een bepaalde datum aangevinkt hebben hoeveel uren ze aan PE hebben besteed. Ze moeten verspreid over drie jaar 120 PE-uren halen met een minimum van 20 PE-punten per jaar. Als je het niet registreert krijg je een brief. Als dat geen resultaat heeft, volgt een klacht bij de Accountantskamer. Die deelt eerst een boete uit. Pas in het uiterste geval volgt een doorhaling. Dat gebeurt eigenlijk alleen bij leden die toch al uit het register willen.’
Testen
De PE-verplichting is opgetuigd met een indrukwekkende lijst van trainingen, cursussen, meerdaags of incompany. Ze worden gegeven door een keur aan gecertificeerde instituten. Toch is NBA vorig jaar begonnen met een pilot waarin ze testen of ze het huidige systeem van PE-punten kunnen vervangen door een nieuwe systematiek. De deelnemers aan de pilot kiezen eigen leerdoelen via een persoonlijk ontwikkelplan waarvoor geen PE-uren hoeven te worden bijgehouden. Deelnemers aan de pilot, waaronder sinds 2017 ook registeraccountants in business, bepalen zelf de inhoud, vorm en omvang van de PE-activiteiten die nodig zijn voor het professioneel uitvoeren van hun werkzaamheden.
Zie ook: Wat vinden de PE-jagers zelf?
‘We veranderen de systematiek omdat we zien dat het bestaande aanbod niet altijd aansluit bij de kennisbehoefte van onze leden. Het is een heel diverse groep. Openbare accountants hebben heel andere wensen dan bijvoorbeeld cfo’s. Maar ook binnen de categorie overheidsaccountants zijn de verschillen groot. Mij zijn de ogen pas echt geopend tijdens de pilot. Een van de deelnemers aan de pilot is een RA die werkzaam is bij de douane met als specialisme oliemaatschappijen. Die vindt niets van zijn gading in ons opleidingsaanbod. Voor zo iemand werkt de bestaande regel niet. Hij shopt buiten ons bestaande aanbod om zijn vakbekwaamheid op peil te houden en moet vervolgens alsnog PE-uren halen. Er speelt ook iets anders mee. Je kunt het aantal gecertificeerde opleidingen niet onbeperkt uitbreiden. Hoe moet je die allemaal beoordelen? Daarom laten we dat in de pilot los. De leden worden zelf verantwoordelijk voor hun vakbekwaamheid.’

Willem Ouwehand (VRC) | Eelke Hemrica (VRC)
De eerste ervaringen met de pilot zijn goed, al is Ouwehand beducht voor een roze-bril effect. ‘De valkuil van deze pilot is het enthousiasme van de deelnemers. Ze vinden leren leuk. Al denk ik dat het enthousiasme ook zal overspringen op leden die niet bij voorbaat positief zijn. Wie op deze manier aan zijn PE werkt, kijkt veel bewuster naar wat hij nodig heeft. In het bestaande model zoek je een cursus en zit je ergens een dag te luisteren. De ervaring is een beetje zoals uit eten. Niet alles wat je bestelt is even lekker. Nu schrijf je heel precies op wat je zoekt. Iemand die bijvoorbeeld cijfers moet toelichten bij de raad van commissarissen neemt een coach mee die hem na afloop van de presentatie feedback geeft. Een deskundige op het gebied van fraudebestrijding legt contact met een specialist in de VS en schrijft daar een artikel over. Een ander voordeel is dat mensen eerder in het jaar beginnen omdat ze hun plan voor 1 april moeten inleveren. In de pilot zijn alle portfolio’s bekeken, maar er volgt geen examen. We monitoren wel, maar we beoordelen niet. Of je voldoende kennis hebt, blijft ieders individuele verantwoordelijkheid.’
Stuwmeertje
Ook de VRC heeft nu tien jaar ervaring met PE. Hoe lastig is het om aan een PE-verplichting van 40 PE-punten te voldoen? ‘Dat is niet moeilijk’, vindt Eelke Hemrica, voorzitter commissie Handhaving & ethiek VRC. ‘Als je normaal functioneert, kom je met zoveel zaken in aanraking. Je bezoekt congressen, leest vakliteratuur, je hebt inhouse trainingen. De deadline voor het afronden van je jaarlijkse PE-administratie als RC is 1 maart. Natuurlijk is er altijd wel een stuwmeertje van RC ’s die in februari herinnerd moeten worden aan de afronding, maar de meerderheid vult het probleemloos in.’
Hij herinnert zich de discussie die tien jaar geleden vooraf ging aan de invoering van de PE-verplichting. ‘Wel vroeg men zich af of een verplichting van 40 PE-uren niet teveel gevraagd was. Een minderheid vroeg zich af: moet dat wel? Dat blijkt in de praktijk mee te vallen. De PE-regeling is principle based. Er worden geen concrete PE-activiteiten verplicht gesteld. We geven aan hoeveel punten er minimaal moeten worden gescoord, en dat er een evenwicht moet zijn in onderdelen van het vakgebied. Voor de handhaving kijken we vooral naar de registratie van het aantal punten. Het is zo opgezet dat we ook de diepte in kunnen gaan. Hoe is het samengesteld? En heeft het tot kennisvergroting geleid? We hebben het afgelopen jaar een pilot gedaan waarbij een kleine groep RC ’s is beoordeeld. Eerst keken we naar het PE-dossier waarin iedere RC zijn PE-activiteiten bijhoudt. We hebben ze gevraagd om details toe te lichten. Er is niemand geëxamineerd. Wat leert de pilot ons? In ieder geval dat we het belang van een evenwichtige spreiding van PE-activiteiten nog meer onder de aandacht moeten brengen. We gaan die spreiding van PE-punten in de toekomst ook beter monitoren. Verder dan dat willen we vooralsnog niet gaan.’
Naast de NBA met twintigduizend accountants en VRC met vierduizend RC’s vormt de BSPD met 1200 leden een bescheiden vereniging. Sinds 2001 voert de BSPD een register voor spd-ers die minimaal 20 PE-punten per jaar verzamelen. Ake Sikkema, voorzitter registercommissie BSPD, heeft de ambitie om van het register een keurmerk te maken, net als accountant of RC. Zo ver is het nog niet. ‘Op dit moment staan er maar tweehonderd leden in het register ingeschreven. De gemiddelde leeftijd van de spd-er is vijftigplus. Boven die leeftijd zie je dat ze minder snel van baan switchen. Spd-ers zijn honkvast. Daardoor besteden ze minder aandacht aan training en opleiding. Ze vinden het lastig om de juiste cursussen te zoeken. Of vinden het te duur. Een PE-punt kost vijftig euro. Dat is toch duizend euro per jaar. Die tweehonderd leden die wel in het register staan vormen een voorhoede. Veel hebben een eigen administratiekantoor. We willen naar de toekomst het register vooral nieuw leven inblazen door te focussen op de nieuwe leden.’

Bianca van den Brink (NIVE) | Ake Sikkema (BSPD)
Repressieve houding
‘Zitvleesmeters’, noemt Peter Noordhoek, directeur van Northedge en voormalig programmadirecteur bij De Baak, PE-punten. Hij begeleidt beroepsverenigingen bij het inrichten van kwaliteitstrajecten. ‘Een PE-punt doet niets anders dan aanwezigheid registreren. Bij sommige beroepsverenigingen is het wantrouwen zo groot dat per dagdeel een handtekening op de lijst moet worden gezet. Of de persoon die de handtekening zet ook iets opgestoken heeft vertelt de registratie niet. Wat is je basishouding als beroepsvereniging? Als je alleen naar controle kijkt, heeft het PE-beleid veel weg van wantrouwen. Je kan niet volstaan met een repressieve houding. Toen ik voor het eerst training gaf aan cursisten proefde ik de weerstand tegen de PE-punten. Dat cynisme hoor je bij het koffiezetapparaat. Ze weten dat het nodig is, maar verzetten zich tegen het schoolse karakter. In de verenigingen waarvoor ik een auditsysteem heb opgezet, zie je dat naast een actieve voorhoede er altijd een groep is die moeilijk voor PE valt te porren. Van hen komt het cynische geluid dat je achterin een zaal snurkend je PE-punten haalt. Het klassieke model van twintig mensen in een zaaltje is achterhaald, daarmee houd je een zesjescultuur in stand. Met praktijkopdrachten leren volwassenen beter, is mijn ervaring.’
Laaghangend fruit
De vraag is of financials die tot PE verplicht zijn de neiging hebben te gaan voor het laaghangend fruit. Wat voor trends ziet Bianca van den Brink, programmamanager financiële programma’s en opleidingen bij NIVE in het gedrag van de lerende financial? ‘Cursussen als Leanmanagement en control, Praktisch risicomanagement en KPI’s die wel werken zijn heel populair. We weten wat werkt. Je moet zorgen dat je actueel bent in je onderwerpen.
Bianca van den Brink: ‘Daarvoor maken we gebruik van input van onze adviesraad van academici, onze alumni en een denktank. Daarnaast kijk ik als programmamanager goed naar de evaluatie van voorgaande cursussen. Die feedback is heel waardevol. Wat vond men van de docent? Het moet een autoriteit zijn die met bevlogenheid kan praten. En naast de inhoud moet je ook de marketing niet onderschatten. Dat doe je via nieuwsbrieven maar ook door middel van zoekmachinemarketing. Als iemand een opleiding op risicomanagement zoekt wil je dat hij bij jou uitkomt. We zien dat het in het najaar drukker is als mensen hun PE-administratie willen aanvullen maar daar haken we verder niet op in.’
Een toekomst waarin PE-punten geen rol meer spelen, maakt voor een opleidingsinstituut als NIVE geen verschil, denkt Van den Brink. ‘Zo’n outputmodel waar NBA mee experimenteert, lijkt mij prima. Het is goed als mensen zelf meer structuur aanbrengen in hun ontwikkelplan. We hebben webinars, e-learning. Je zou coaching kunnen aanbieden. Wat wegvalt is de PE-uren administratie maar wij blijven aansluiten op de doelgroep.’
Leunen
Permanente educatie is een no brainer. Net als gezond eten is het goed voor je. Maar lopen financials er ook warm voor? Michel Verhoeven RC, docent CASE&T, geeft vijf trainingen per jaar waarvoor PE-punten worden gegeven. Van een ingedut publiek heeft hij geen last. ‘Dat heeft natuurlijk vooral te maken met hoe je een cursus opzet. Je moet iets nieuws brengen als het gaat om inzicht en werken met praktijkvoorbeelden. Als ik een cursus geef over implementatie van ERP heb je het over de relevantie voor de financial. Hoe pak je dat als controller aan? Wat is je rol? En vervolgens zoom ik in op een praktijkvoorbeeld bij Nike. Soms merk je dat mensen achterover leunen. Die betrek ik er dan bij door ze een vraag te stellen. Ik maak het ook visueel om de aandacht te vangen. De jongere generatie, die nu ook zijn intrede doet in de VRC, heeft een hoog YouTube gehalte. Als het over Enron gaat, laat ik een filmpje zien van een Enron-directeur die vertelt hoe ze over lijken gaan om hun targets te halen.’
Victor Gilsing, professor Toegepaste Economie aan de Universiteit van Antwerpen is een van de docenten van masterclasses voor financials. ‘Ik vind het leuk om deze groep als student te hebben. Het is geen dwarsdoorsnede van de beroepsgroep. Voor die masterclass komen alleen cfo’s in aanmerking die door TIAS geselecteerd zijn. Anders dan de doorsnee student zijn ze heel gemotiveerd. Het is een groep die de discussie met je aangaat en niet alles voor zoete koek slikt.
Als je als hoogleraar graag je verhaal afdraait ben je beter af met de student. Dat geldt niet voor mij. Ik vind het leuk om onverwachte vragen te krijgen en voorbeelden te horen waarom sommige zaken in de praktijk niet werken. Ik zie de uitblinkers. Ze vallen op omdat ze goed voorbereid zijn en open staan voor zaken die buiten hun vakgebied vallen. Dat is voor mij ook de toegevoegde waarde van PE. Als je het goed benut, kijkt je buiten je comfortzone.’
Dit artikel is verschenen in cm: 2017, afl. 3
Geef een reactie