
Nu de crisis al weer enkele jaren achter ons ligt, is er in het budgetteringsproces weer volop aandacht voor het aspect groei. Maar hoe definieer je groei? Vanuit wiens oogpunt wil je de groei meten? En, niet onbelangrijk: levert deze groei toegevoegde waarde op?
‘Groei leidt niet automatisch tot een grotere nettomarge, nettocashflow of meer toegevoegde waarde’, aldus Jean Gieskens, financieel analist en docent. ‘Met behulp van het welbekende Value Model van Rappaport en een selectie groeiratio’s is dat gemakkelijk aan te tonen.’
Accountants tonen veelal de groei van bedrijven op een boekhoudkundige manier in de resultatenrekening. Daarin zie je dus niet per se wat je zien moet. Gieskens: ‘Afhankelijk vanuit wiens oogpunt de groei gemeten wordt, zijn andere zaken van belang. Aan de hand van de boekhoudkundige rapportage kun je verschillende ratio’s gebruiken om groei vanuit verschillende invalshoeken te laten zien. Voor een aandeelhouder meet je iets heel anders dan voor bijvoorbeeld een bank.’
Verkeerde groei
Dit soort vragen speelt altijd als de economie aantrekt. Groeien we? Groeien we op een goede manier? Je ziet je omzet groeien, je ziet de winst groeien. Maar het kan zijn dat je steeds meer verkoopt, terwijl de winst achterblijft. Als dat jaar op jaar gebeurt, dan kalft de marge af. Wil je dat?
Je kunt ook kapotgroeien. Zoals bijvoorbeeld Oil & Vinegar in de jaren tachtig. De omzet groeit, maar de winst niet. Je kunt zelfs op omzet en winst groeien en toch omvallen, doordat de cashflow achterblijft. Als je je debiteuren en je bankpositites niet bewaakt kun je op een bepaald moment de deurwaarder verwachten. Ondanks dat het er allemaal heel zonnekleurig uit ziet.
Waarom je moet meten
‘Het management wil kunnen sturen aan de hand van de rapportages: moet er meer of minder vreemd vermogen aangetrokken worden; moeten er meer of minder debiteuren komen, enzovoorts. Dat soort vragen speelt. In de jaren tachtig heeft professor Rappaport daar een wetenschappelijk kader voor gebouwd. Inmiddels is dit model uitgebreid met de nodige ratio’s. Je moet inzicht krijgen in echte groei. Als je de juiste ratio’s niet hebt, weet je niet hoe stakeholders tegen je aankijken.’
Toegevoegde waarde
De heilige graal ligt volgens Gieskens in toegevoegde-waardegroei. ‘Afhankelijk van de bril waardoor je kijkt, zal er een andere meetvariabele zijn voor groei. Iedereen wil toegevoegde waarde. Maar een directeur heeft daar een andere kijk op dan bijvoorbeeld een aandeelhouder of een bank. De stakeholder bepaalt. Zo wil de aandeelhouder de koers zien stijgen: aandeelhouderswaarde. Een bank wil bijvoorbeeld een stevige winst, maar ook weerstand kunnen meten.’
Zoals bij elk proces is het belangrijk dat je vaststelt wat de definities zijn. ‘Wat betekent groei voor de bank, voor de aandeelhouders, voor het management. Als je dat weet kun je daar een rapportage op bouwen,’ legt Gieskens uit. ‘Als financial kunt je aan de hand van je verlies- & winstrekening, balans en cashflowstatement berekenen wat de benodigde ratio’s zijn. Van daaruit kun je boekhoudkundige groei versus financiële groei tonen.’
Geef een reactie