
Ongeveer twee jaar geleden zijn de verslaggevingsvoorschriften voor gemeenten ingrijpend gewijzigd. Een onderdeel daarvan was dat gemeenten voortaan verplicht waren om in hun begroting en jaarrekening zes uniforme financiële indicatoren en 39 uniforme beleidsindicatoren op te nemen. Tevens dienden zij voortaan een zogeheten taakveldoverzicht toe te voegen aan deze verantwoordingsdocumenten.
De nieuwe voorschriften werden ingevoerd naar aanleiding van een rapport van een commissie die zich had gebogen over de gemeentelijke verslaggevingspraktijk. Deze commissie, onder leiding van de voormalige Eindhovense wethouder Staf Depla, had reeds in 2014 geconcludeerd dat de toegankelijkheid van de gemeentelijke verantwoordingsdocumenten onvoldoende was en dat het noodzakelijk was om tot betere vergelijkbaarheid te komen.
Onderzoek naar gemeentelijke verslaggeving
Aan de hand van een analyse van de begroting 2018 van 121 gemeenten zijn wij nagegaan hoe gemeenten om zijn gegaan met de nieuwe verplichtingen. Hierbij hebben wij met name gekeken naar de toelichting op c.q. duiding van de indicatoren en het taakveldoverzicht. In dit artikel behandelen we de meest opvallende bevindingen, voor een uitgebreidere uiteenzetting daarvan verwijzen wij naar Budding en Ormel (2018).
1 op de 4 gemeenten geeft toelichting op taakveld
In het taakveldoverzicht dienen gemeenten de baten en lasten van 53 uniform voorgeschreven activiteitengebieden te presenteren. Uit onze analyses komt naar voren dat slechts één op de vier gemeenten (25,2 procent) een beleidsmatige toelichting geeft op het taakveldoverzicht, met andere woorden de gepresenteerde cijfers (kort) duidt in het licht van voorgenomen of gerealiseerd beleid.
Een vergelijkbaar beeld komt naar voren bij de financiële indicatoren. Hier zien we dat slechts iets meer dan één op de vier gemeenten (28,6 procent) deze inhoudelijk bespreekt. De rest van de gemeenten volstaat derhalve met het alleen presenteren van de cijfers. Wij zijn van mening dat gebruikers van verantwoordingsdocumenten indicatoren alleen dan goed kunnen duiden, als ze in het licht worden geplaatst van eigen normen c.q. streefwaarden en/of de uitkomsten bij andere gemeenten, omdat anders immers een ijkpunt voor interpretatie ontbreekt. Terwijl bijna drie op de vijf (57,1 procent) gemeenten dergelijke eigen normen benoemt, vindt vergelijking met andere gemeenten nauwelijks plaats. Nog geen één op de tien gemeenten (9,2 proccent) doet dit. Bij de beleidsindicatoren nemen we een vergelijkbaar beeld waar. Ongeveer één op de zeven gemeenten (14,2 procent) duidt de uitkomsten van de beleidsindicatoren, een op de drie (34,2 procent) presenteert eigen normen hiervoor en twee op de vijf (42,6 procent) gemeenten vergelijkt de eigen uitkomsten met die van andere gemeenten.
Gemeenten voldoen maar er blijft twijfel
Uit bovenstaande blijkt dat gemeenten weliswaar in de meeste gevallen voldoen aan de nieuwe wettelijke voorschriften om uniforme indicatoren en een taakveldoverzicht in hun verantwoordingsstukken op te nemen, maar dat er getwijfeld kan worden of de oogmerken van deze vernieuwingen gerealiseerd worden, namelijk het komen tot betere vergelijkbaarheid en meer transparantie. Door het ontbreken van inhoudelijke toelichtingen en normen kunnen de nieuw gepresenteerde elementen immers onvoldoende worden geduid door de gebruikers. Wij constateren hiermee een aanzienlijke kloof tussen hetgeen geambieerd werd bij het doorvoeren van de recente wijzigingen in de gemeentelijke verslaggevingsrichtlijnen en de praktijk. Wij raden gemeenten en de wetgever dan ook aan om actief op zoek te gaan naar manieren om deze kloof te verkleinen.
Dr. G.T. Budding is opleidingsdirecteur van de Public Controllersopleidingen van het Zijlstra Center for Public Control, Governance and Leadership, onderdeel van de Vrije Universiteit Amsterdam.
Drs. G.W. Ormel is adviseur bij BMC-Implementatie.
Geef een reactie