
Op dit moment is het pensioenakkoord slechts op hoofdlijnen bekend. Het enige dat we tot nu toe weten is dat het bestaande pensioenlandschap drastisch zal veranderen. Of die verandering als positief wordt ervaren – daaraan wordt door pensioenexperts getwijfeld. Grote gebeurtenissen werpen hun schaduw vooruit. Dit is in dit geval niet anders. Door het gebrek aan solidariteit is het kabinet voornemens de doorsneepremie af te schaffen; jongeren kunnen daardoor meer pensioen opbouwen en ouderen relatief minder. Dat wat de ouderen in hun pensioenopbouw zullen missen, zal door de werkgever moeten worden gecompenseerd. Een dergelijke compensatie kan voor de werkgever behoorlijk in de papieren lopen.
Door de extreem lage rentestand staan de pensioenopbouw en de financiering ervan onder druk. Die rentestand leidt ertoe dat pensioentoezeggingen, gebaseerd op een fictieve rekenrente van 4 procent (zoals bij beschikbare premieregelingen lange tijd gebruikelijk was), tegenwoordig niet meer als een adequate pensioenregeling wordt gezien. Goedkoop wat betreft premie-inleg, maar voor het vrijkomende kapitaal kan er bij een zeer lage rentestand maar een fractie van het beoogde pensioen worden aangekocht.
Eventtoetsen
Met behulp van een recent ‘besluit’ van de Belastingdienst (Inhaal pensioen op basis van een 3 procent-staffel over diensttijd waarover een 4 procent-staffel is gehanteerd), wordt door middel van handreikingen praktische invulling gegeven. In deze handreiking wordt bepaald dat een werkgever zijn werknemers in de gelegenheid kan stellen om pensioenopbouw over het verleden in te halen als de pensioenopbouw in het verleden heeft plaatsgevonden op basis van een beschikbare premieregeling met een rekenrentestaffel van 4 procent. Begrijpelijkerwijs stelt de Belastingdienst hieraan voorwaarden. Een beschikbare premieregeling onder het regime van 3 procent wordt fiscaal anders behandeld dan een regeling met 4 procent. Hierbij moet worden onderscheiden of wel of geen interne waardeoverdracht heeft plaatsgevonden. Dat is belangrijk voor de fiscale beoordeling van het vrijkomend kapitaal op pensioendatum en de tussentijdse eventtoetsen.
Lees ook: Wat merkt u in 2020 van het nieuwe pensioen?
Interne waardeoverdracht
Als gespaarde beleggingen op basis van 4 procent regeling vanwege kosten- en beleggingsrendementsoogpunt zijn ingebracht in de 3 procent regeling, waardoor er sprake is van een interne waardeoverdracht, worden over hun gehele looptijd (dus ook over het verleden) als een 3 procent beschikbare premieregeling getoetst. Vervolgens schrijft de Belastingdienst voor dat als het met het vrijkomende een pensioenuitkering kan worden aangekocht die het fiscaal maximum overschrijdt, het meerdere moet terugvloeien naar de pensioenuitvoerder of (ex-)werkgever. Een dergelijke aanvullende voorwaarde getuigt van weinig realiteitszin. Bij een rentestand van minder dan 1 procent zal er weinig kans bestaan dat de pensioenuitkering het fiscale maximum overschrijdt.
Feitelijk is een dergelijke bepaling echter een dode letter
Geen interne waardeoverdracht
Heeft er geen interne waardeoverdracht plaatsgevonden, dan moet de door de inhaal op 3 procent beschikbare premie en de inmiddels op 4 procent gefinancierde pensioenruimte op het eventmoment moeten worden getoetst. Feitelijk is een dergelijke bepaling echter een dode letter, want zolang de langetermijnrente minder dan 1 procent bedraagt, stelt een dergelijke eventtoets niets voor. Feitelijk loopt de Belastingdienst met deze handreiking achter op de praktijk. Werkgevers met een goede pensioenadviseur hebben allang een bijspaarmodule in de pensioenregeling opgenomen. In deze bijspaarregeling wordt de mogelijkheid geboden om het verschil in premie tussen de 3 procent beschikbare premiestaffel en bijvoorbeeld de marktrentestaffel extra te sparen. Er worden al marktrentestaffels aangeboden van 1 procent.
Ik zal niet ontkennen dat aan een dergelijke beschikbare premiestaffel een flink prijskaartje hangt, maar de kans dat een medewerker op de pensioendatum met lege handen staat, is beduidend kleiner dan bij een beschikbare premieregeling op 3 procent. Uiteraard hangt daar een prijskaartje aan, maar hoe meer je spaart, hoe meer er in dit geval uit komt. Daarbij is het maar de vraag of dat ook bij de voorgestelde inhaal van pensioenpremie over het verleden tegen 4 procent en nu gefinancierd op 3 procent het geval is. Het verschil tussen 3 en 1 procent is nog altijd 65 procent minder pensioenuitkering dan als de lange rente bij aankoop 3 procent zou zijn geweest.
Mocht u als werkgever tóch over het verleden pensioenpremie ten behoeve van de werknemers willen inhalen, denkt u dan na of u daarvoor niet de marktrentestaffel hanteert. Want als er op basis van 3 procent kan worden ingehaald, dan kan ook worden ingehaald op basis van een marktrentestaffel. Voordat u dat doet, raad ik u wel aan even contact op te nemen met de Belastingdienst.
Auteur: mr. A.P.J.G.M. Roebroek CPL.
Dit artikel is verschenen in F&A Actueel 2020, editie 1.