
De Europese Rekenkamer merkt in zijn jaarverslag op dat fouten in EU-rekeningen – waarbij gelden worden ingezet voor een ander doel dan oorspronkelijk beoogd – toenemen. Europese financiële regelgeving wordt complexer, wat leidt tot meer fouten. De Rekenkamer spreekt daar een afkeurend oordeel over uit, maar keurt de geconsolideerde EU-rekening goed.
De Europese Rekenkamer (EKR) controleert de geconsolideerde EU-rekening om te zien of gelden juist wordt ingezet. In het jaarverslag over 2019 constateert de EKR dat fouten per jaar licht toenemen. Het materieel foutenpercentage is tussen 2017 en 2019 toegenomen van 2,4 procent naar 2,7 procent.
Aanzienlijk deel materiële fouten
Het aandeel van de uitgaven die fouten van materieel belang bevatten is gestegen in vergelijking met de voorgaande drie jaar, zo staat te lezen in het jaarverslag. ‘Een aanzienlijk deel van deze uitgaven – meer dan de helft – vertoont materiële fouten. Dit betreft voornamelijk uitgaven in het kader van vergoedingen, waarvoor het geschatte foutenpercentage 4,9 procent bedraagt.’
Een post wordt als fout aangemerkt als controleurs een geldbedrag opmerken dat niet betaald had mogen worden uit de EU-begroting. Geld is dan uit het verkeerde potje gehaald in vergelijking met wat de raad en het parlement bedoelden. Dat is een gevolg van toenemende complexiteit van regelgeving. Fouten ontstaan vooral als er sprake is van complexe regelgeving. Andersom is het risico op fouten stukken lager bij vereenvoudigde regels, zo merkt de rekenkamer op.
De EKR merkt op dat uitgaven met een hoog risico stegen tot 53,1 procent. Deze zijn van een diepgaande invloed op de begroting en daarom spreekt de Rekenkamer een afkeurend oordeel uit. De geconsolideerde rekening is goedgekeurd, maar er is duidelijk werk aan de winkel om financiële regels in de EU te vereenvoudigen.
Lees ook: EU-begroting voor 2020 akkoord
In lijn met doelstellingen commissie
‘De gevolgen van de door ons aangetroffen fouten zijn bijgevolg zowel van materieel belang als van diepgaande invloed op de goedgekeurde uitgaven van het jaar,’ zo merkt de EKR op. De schatting van de Europese Commissie dat 2,1 procent een risico bij betaling oplevert, ligt volgens de Rekenkamer aan de ‘ondergrens van onze bandbreedte’.
De Europese Commissie denkt dat correcties kunnen worden toegepast omdat de controlestrategieën over meerdere jaren worden toegepast. De EC verwacht een risico in bij afsluiting dat overeenkomt met het risico bij betaling, minus de verwachte toekomstige correcties. Het risico bij afsluiting wordt daarmee voor de gehele EU-begroting voor 2019 geschat op 0,7 procent, wat overeenkomt met het risiconiveau van eerdere jaren en in lijn ligt met de doelstellingen van de EC.