
Op 13 februari verloopt de termijn van de internetconsultatie over het Pensioenakkoord waardoor pensioengerechtigden meevallers direct merken, maar tegenvallers ook. Het afgelopen zomer overeengekomen akkoord is inmiddels in conceptwetgeving gegoten.
Het Pensioenakkoord kwam, tegen alle verwachtingen in, toch nog in juni 2020 tot stand. Met een begeleidend document van 205 pagina’s, waarin gedetailleerd uit de doeken wordt gedaan wat de grootste wijzigingen van de Pensioenwet behelzen. De vaste en sinds jaar en dag gebruikelijke constructie van een pensioen gebaseerd op salaris en diensttijd, wordt overboord gezet. Het akkoord is vooral bedoeld om het vertrouwen in ons pensioenstelsel te herstellen. Bij het lezen van het consultatiedocument is de vraag of dat doel met een dergelijk nieuw systeem wordt behaald.
Lees ook: Het nieuwe pensioenakkoord op hoofdlijnen: hoe bereidt u zich alvast voor?
Faire kans op indexatie
De wetgever wil (gewezen) werknemers en pensioengerechtigden een faire kans bieden op indexatie, in plaats van het huidige systeem waarin veel wordt beloofd maar weinig wordt waargemaakt. Echter, waar het pensioen eerst min of meer gegarandeerd was, wordt dit nu omgevormd tot een kans op een redelijk pensioen. Weg is de garantie, ook al was die flinterdun. Of de pensioengerechtigde het pensioen krijgt waarop hij of zijn gehoopt heeft, ligt voortaan in handen van beurskoersen, rentestanden voor de aankoop van de pensioenuitkering en het langlevenrisico. Wat je aan pensioen krijgt, is dus tot op het allerlaatste moment ongewis.
Het door jonge mensen verfoeide systeem van de doorsneepremie wordt overboord gezet. Jongere werknemers betalen vanaf het moment van ingang van de wet (op 1 januari 2026 of eerder) geen cent mee aan het pensioen van oudere werknemers – althans dat is wat we aan de voordeur zien. Daarachter is een hele constructie gecreëerd, waar door middel van leeftijdsafhankelijke risicotoedeling en de verplichte solidariteitsreserves financiële mee- en tegenvallers worden gedempt. De leeftijdsafhankelijke beleggingen fungeren als schokdemper.
Nadelen nieuwe stelsel
Duidelijk minpunt van het nieuwe stelsel is dat oudere werknemers erop achteruit kunnen gaan en dat de inmiddels opgebouwde en gefinancierde rechten uit het vorige stelsel bij pensioenfondsen verplicht (en bij verzekeraars min of meer verplicht) moeten worden ingevaren in het nieuwe systeem. Voor oudere werknemers met 25 of meer pensioenjaren betekent dat een groot risico. Weliswaar wordt er een ruime compensatieperiode opgetuigd, maar dat maakt het risico er niet minder op.
Ook van de werkgever wordt het een en ander verwacht. Hij zal oudere werknemers moeten compenseren voor het verlies aan pensioenaanspraken. De wetgever schrijft: ‘De fiscale ruimte voor nieuwe pensioenopbouw blijft in beginsel tot 2036 stabiel.’ Fiscaal zijn er geen belemmeringen om hetzelfde pensioen te bereiken als nu mogelijk is: een koopkrachtig pensioen van maximaal 75 procent van het gemiddelde loon, na 40 opbouwjaren.
Alleen jammer dat de wetgever er niet bij vertelt dat maar heel weinig werknemers (minder dan 3 procent van alle werkenden) dat percentage van 75 procent na 40 dienstjaren behalen. Daarnaast geven de woorden ‘in beginsel’ weinig vertrouwen, want we hadden in de afgelopen jaren te maken met een heel onbetrouwbare wetgever die vanuit kortetermijndenken de fiscale ruimte voor een adequate pensioenopbouw de nek omdraaide.
Lees de bijsluiter
Het nieuwe stelsel moet ervoor gaan zorgen dat er eerder geïndexeerd kan worden. Het onnodig overeind houden van buffers behoort met het nieuwe stelsel tot het verleden. Zijn er meevallers, dan zullen de meeste pensioengerechtigden dat direct merken; andersom zal dat echter ook het geval zijn. Rendementen uit het verleden bieden dus ook hier geen garanties voor de toekomst; lees dus de bijsluiter!
Auteur: Mr. A.P.J.G.M. (Ton) Roebroek CPL
Dit artikel is verschenen in F&A Actueel 2021, afl. 1.
Geef een reactie