
Ieder jaar verschijnt een nieuwe editie van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ). Voorin de bundel staat een overzicht van de wijzigingen ten opzichte van de vorige editie. Dat zijn er jaarlijks best veel. Maar de meeste zijn verduidelijkingen of herstel van gevonden foutjes. Voor de vergelijkbaarheid van jaarcijfers door de tijd heen is het goed als de regelgeving niet voortdurend verandert. Maar af en toe zijn er ook meer ingrijpende veranderingen in de regelgeving. Die bij wijze van spreken een ‘revolutie’ zijn. Hier vindt u een aantal krenten uit de pap.
De internationale invoering van IFRS, die met name in 2005 een belangrijke vlucht nam, was ook voor Nederland een belangrijke ontwikkeling. Hoewel bezien vanuit de Nederlandse regelgeving de meeste waarderingsgrondslagen niet veel anders waren, voelden de voorschriften meer dwingend dan wat we in Nederland ‘slechts’ als richtlijnen hebben. Door de veel omvangrijkere toelichtingsvereisten nam de transparantie toe. IFRS is bovendien een belangrijk referentiekader voor de Nederlandse regelgeving.
Personeels- en managementopties
Hoewel personeels- en managementopties in Nederland relatief minder vaak voorkomen, was de invoering van IFRS 2 revolutionair te noemen. Voorheen was de redenering veelal dat het uitgeven van opties op eigen aandelen de onderneming zelf geen geld kost. Deze toezeggingen bleven dan ook off-balance. Met de invoering van IFRS 2 wordt de waarde van deze opties echter wel gezien als een onderdeel van de beloningen van werknemers en managers en moet die waarde als een kostenpost worden verwerkt. Naast dit winstdrukkende effect vergt deze regelgeving ook veel werk door haar complexiteit en ingewikkelde waarderingsvraagstukken.
Pensioenen
Die complexiteit en waarderingsperikelen waren in Nederland juist de aanleiding voor een ‘contra-revolutie’ voor de verwerking van pensioenen. Aanvankelijk was de ingewikkelde regelgeving voor ‘defined benefit’-regelingen overgenomen uit IFRS. Maar sinds 2009 is die vervangen door de veel eenvoudigere ‘verplichtingen aan de pensioenuitvoerder benadering’ waarbij kosten voornamelijk worden gebaseerd op de verschuldigde pensioenpremies.
Overnames
Een iets minder zichtbare revolutie was de aanpassing in de verwerking van overnames onder IFRS sinds 2009. De standaard IFRS 3 werd toen op veel punten aangepast. Hoewel de kern van acquisition accounting (in het Nederlands purchase accounting) hetzelfde bleef, hadden veel van de op zich kleine aanpassingen ieder het effect dat minder posten in de goodwill terecht kwamen, en meer posten direct in het resultaat worden verwerkt. Voorbeelden zijn transactiekosten, opgelopen waardeverschillen in lopende contracten met de overgenomen partij, stille reserves op deelnemingen die stapsgewijs dochters worden, negatieve goodwill en schattingsverschillen op earn-outverplichtingen en latente belastingvorderingen. De RJ heeft die wijzigingen niet gevolgd, zodat ondanks de gelijkenis op het eerste gezicht, er veel verschillen zijn ontstaan. Op dit moment ligt de vraag of wel of niet moet worden afgeschreven op goodwill onder het vergrootglas. De jaarlijkse ‘impairment test’ zonder afschrijving lijkt toch niet de verbeteringen te hebben gebracht waarop werd gehoopt.
Lees ook: Valse aansluitingen in de jaarrekening
Actuele kostprijs
Een revolutie die in schoonheid is gestorven is het begrip actuele kostprijs. Op grond van een nieuwe EU Richtlijn Jaarrekening die in de Nederlandse wet moest worden geïmplementeerd heeft de wetgever voor de herwaardering van vaste activa in eigen gebruik het begrip vervangingswaarde vervangen door actuele kostprijs. In de praktijk werd vervangingswaarde vaak ingevuld als de inkoopwaarde op de markt (wat kost het om een soortgelijk actief te kopen?). De actuele kostprijs wijkt echter bewust van de marktwaarde af, en lijkt meer gericht op de prijsontwikkeling van de vervaardigingsprijs van het specifieke actief, dus niet van een vergelijkbaar actief. Ondanks nadere guidance vanuit onder andere de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants blijkt dit begrip zo moeizaam toepasbaar, dat tegenwoordig nauwelijks meer wordt gekozen voor waardering van vaste activa tegen actuele kostprijs.
Lease- en huurcontracten
Een recente revolutie is de invoering van IFRS 16 waarbij in principe alle gebruiksrechten van lease- en huurcontracten in de balans worden verwerkt, met daar tegenover de meerjarige huur- en leaseverplichtingen. Dat maakt goeddeels een einde aan off-balance financiering op basis van lease.
Verzekeringscontracten
De meest recente revolutionaire ontwikkeling is IFRS 17 Verzekeringscontracten die vanaf 2023 geldt voor verzekeringsmaatschappijen. Sinds de invoering van IFRS geldt voor verzekeringsmaatschappijen een tijdelijke standaard (IFRS 4) die kortgezegd de bestaande grondslagen en methodieken toelaat. IFRS 17 geeft echter wel strikte voorschriften volgens een eenduidig model. Dit model kent een geheel nieuwe benadering van de opbrengstverantwoording, op basis van de zogenaamde ‘contractual service margin’. De IASB heeft bewust een uitgestelde invoeringsdatum vastgesteld om verzekeringsmaatschappijen voldoende tijd te geven zich voor te bereiden op IFRS 17.
Elektronisch deponeren
Tot slot een wat twijfelachtige revolutie: de elektronische deponering van de jaarrekening op basis van een ‘vast rekeningschema’ (SBR, ESEF). De openbaargemaakte informatie verandert op zich niet, maar is technisch anders gestructureerd. De uitvoerbaarheid heeft wel wat voeten in de aarde, terwijl de voordelen vooralsnog amper zichtbaar zijn.
Dit artikel is verschenen in cm: 2021, afl. 1
Auteur: dr. Bart Kamp RA
Hier leest u meer artikelen uit de rubriek Verslaggeving
cm: op Linkedin
Volgt u cm: al op Linkedin? Zo blijft u nog meer op de hoogte van de nieuwste updates en heeft u de kans om op artikelen te reageren. Zo blijven wij ook bij cm: op de hoogte van onze lezers en kunnen wij meer op de wensen inspelen.
Geef een reactie