
De voorgestelde wijzigingen uit het conceptwetsvoorstel ‘Wet aanpassing fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen’, dat ter consultatie op internet staat, kunnen grote gevolgen hebben voor internationaal opererende ondernemingen, maar ook voor particuliere beleggers en dga’s.
Op 29 maart 2021 heeft het Ministerie van Financiën een internetconsultatie gepubliceerd over de voor bepaalde (Nederlandse en buitenlandse) rechtsvormen relevante fiscale kwalificatieregels. Een belangrijke doelstelling van het conceptvoorstel is het terugdringen van zogenoemde hybride mismatches. Verschillen in de fiscale kwalificatie van entiteiten tussen twee landen kunnen tot gevolg hebben dat bepaalde inkomsten ofwel tweemaal, dan wel in het geheel niet worden belast.
Lees ook: Belastingontwijking: Ministerie start consultatie voor 3 plannen
In het conceptwetsvoorstel wordt voorgesteld de vennootschapsbelastingplicht van de open commanditaire vennootschap (open CV) per 1 januari 2022 te laten vervallen. Daarnaast wordt het open fonds voor gemene rekening (open FGR), ook wel gebruikt als familiefonds, in de vennootschapsbelasting opnieuw gedefinieerd. Verder wordt voorgesteld om voor een tweetal bijzondere situaties niet de huidige methode van kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen maar een aanvullende methode te gebruiken. BDO maakte een mooi overzicht van de voorgestelde wijzigingen.
Dit betekenen de wijzigingen voor de open CV
Volgens het conceptwetsvoorstel is de open CV vanaf 1 januari 2022 niet langer zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting (Vpb). De open CV wordt vanaf dat moment transparant, waardoor de bezittingen en schulden van de open CV worden toegerekend aan de vennoten. Dit wordt gezien als een overdracht door de open CV aan de vennoot en daarover moet in principe afgerekend worden in de Vpb. Dit geldt alleen voor de commanditaire vennoten, de beherende vennoten worden onder het huidige regime al zelfstandig in de belastingheffing betrokken. Om acute VPB-heffing uit te stellen, voorziet het conceptwetsvoorstel in vier faciliteiten:
- een doorschuiffaciliteit: de commanditaire vennoten mogen de fiscale claims die rusten op de stille reserves, fiscale reserves en goodwill in de open CV – onder voorwaarden – overnemen;
- een aandelenfusie: commanditaire vennoten kunnen de fiscale claims op hun aandeel in de CV – onder voorwaarden – doorschuiven naar een nieuwe houdster-bv;
- een gespreide betaling in tien jaar;
- een doorschuiffaciliteit wanneer de commanditaire vennoot vermogensbestanddelen ter beschikking stelt aan de open CV.
Dit betekenen de wijzigingen voor het open FGR
Een FGR brengt tegen uitreiking van bewijzen van deelgerechtigdheid vermogen bijeen om dit collectief te beleggen. Het conceptwetsvoorstel past de definitie van een open FGR aan. De FGR blijft ‘open’, en dus zelfstandig belastingplichtig voor de Vpb, in de volgende twee situaties:
- de participaties in het FGR worden verhandeld op een gereglementeerde markt als bedoeld in art. 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een daarmee vergelijkbaar handelsplatform; of
- het FGR heeft de verplichting tot inkoop van eigen deelnemingsrechten.
Een FGR wordt in de praktijk ook wel gebruikt voor het beheer van familievermogen. Er zijn twee varianten: de open FGR die zelfstandig belastingplichtig is voor de Vpb en de besloten FGR die fiscaal transparant is. Als het niet mogelijk is de participaties buiten de familie te verhandelen, komt het familiefonds volgens het conceptwetsvoorstel vanaf 1 januari 2022 niet langer in aanmerking voor zelfstandige belastingplicht voor de Vpb. Open FGR’s die niet voldoen aan het nieuwe criterium, worden vanaf dat moment transparant en de bezittingen en schulden worden rechtstreeks toegerekend aan de participanten. Bij deze fictieve overdracht kan acuut vennootschaps- en inkomstenbelasting verschuldigd zijn.
Nieuwe kwalificatieregels voor buitenlandse rechtsvormen
Wanneer in internationale ondernemingsstructuren buitenlandse rechtsvormen voorkomen die van belang zijn voor de Nederlandse belastingheffing, moet worden beoordeeld met welke rechtsvorm deze in Nederland vergelijkbaar is om tot een juiste belastingheffing te komen. Op dit moment vindt de kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen plaats op basis van de zogenoemde rechtsvergelijkingsmethode. Op basis van deze methode worden bepaalde civielrechtelijke kenmerken van een buitenlandse rechtsvorm vergeleken met die van bestaande Nederlandse rechtsvormen. Vervolgens wordt de betreffende buitenlandse rechtsvorm in principe op dezelfde wijze behandeld als de Nederlandse rechtsvorm die hiermee verglijkbaar is.
Als de buitenlandse kwalificatie afwijkt van de Nederlandse kwalificatie ontstaat een mismatch die kan leiden tot dubbele heffing of dubbele niet-heffing. Het conceptwetsvoorstel introduceert twee aanvullende methodes voor de kwalificatie van niet-vergelijkbare buitenlandse rechtsvormen:
- de ‘symmetrische methode’: deze methode wordt toegepast voor de niet-vergelijkbare buitenlandse rechtsvorm die niet in Nederland is gevestigd: Nederland volgt in dat geval de buitenlandse behandeling voor de winstbelasting van de rechtsvorm. Is de entiteit naar buitenlands recht transparant dan is het voor Nederlandse doeleinden ook transparant. Is de entiteit naar buitenlands recht niet transparant en dus zelfstandig belastingplichtig, dan zal Nederland dit ook zo zien;
- de ‘vaste methode’: deze methode wordt toegepast voor de niet-vergelijkbare buitenlandse rechtsvorm die fiscaal wel in Nederland is gevestigd. Deze entiteit wordt altijd aangemerkt als een binnenlands belastingplichtige voor de Vpb.
Doordat er zo significant minder kwalificatieverschillen ontstaan kan dit grote gevolgen hebben voor bestaande internationale structuren.
Reacties op het consultatiedocument kunnen worden ingediend tot en met 26 april 2021.
Geef een reactie