
In een analyse van het coronasteunpakket om bedrijven te ondersteunen gedurende de coronacrisis concludeert het Centraal Planbureau dat een sterke stijging van de werkloosheid is voorkomen. Wel nam de economische dynamiek door de steun af, kwam steun terecht bij niet-levensvatbare bedrijven en namen de baten naarmate de steun langer duurde af.
Het pakket aan maatregelen was erop gericht om faillissementen te voorkomen en werkgelegenheid te behouden. De daling van het bbp bleef in 2020 beperkt vergeleken met andere Europese landen en ook de werkloosheid was minder groot. Het CPB gaat uit van de aanname dat veel mensen hun baan en inkomen hebben behouden dankzij loonsteun NOW. Daarmee is ook een domino-effect van uitval in ketens voorkomen en is sterke groei na versoepeling van de maatregelen mogelijk.
Lees ook: 10 financiële coronamaatregelen die nog in het vierde kwartaal gelden
Steun onvermijdelijk naar niet-levensvatbare bedrijven
Een groot deel van de steun is volgens het CPB naar bedrijven die voor de coronacrisis mogelijk al minder levensvatbaar waren, namelijk laagproductieve ondernemingen met een lage solvabiliteit. Een lage solvabiliteit, waarbij het aandeel eigen vermogen in het totale vermogen laag is, is een van de beste voorspellers van een faillissement. Bedrijven met een gemiddelde solvabiliteit kunnen een omzetschok lastiger pareren, maar zijn wel essentieel voor het behoud van levensvatbare bedrijven en werkgelegenheid.
Met het beleid om deze bedrijvigheid te steunen, was het onvermijdelijk dat steun ook bij bedrijven terecht zou komen die al niet meer levensvatbaar waren, zo concludeert het bureau. ‘De steun voor [niet-levensvatbare bedrijven] is onlosmakelijk verbonden met de generieke steun voor andere bedrijven, maar heeft wel extra risico’s,’ zo staat te lezen in de analyse. ‘Deze steun verstoort de bedrijfsdynamiek, houdt werknemers in minder productieve banen en kan toekomstige productiviteitsgroei en werkgelegenheidsgroei verhinderen.’

Steunvraag nam af met toename solvabiliteit
‘Voor een gezonde bedrijvendynamiek is het belangrijk dat structureel laagproductieve bedrijven (binnen een sector) niet te lang in stand worden gehouden. Dit om ruimte te maken voor nieuwe toetreders en om productiefactoren beschikbaar te maken voor productievere concurrenten.’ Productiviteitsgroei wordt dan ook gehinderd als dergelijke weinig levensvatbare bedrijven de dynamiek verstoren. De organisatie acht het waarschijnlijk dat niet-levensvatbare alleen door coronasteun overeind zijn gebleven.
De meeste steun ging uiteindelijk naar bedrijven met een gemiddelde solvabiliteit. Het voorbestaan daarvan is belangrijk voor het behouden van ondernemingen die hoog solvabel zijn. Ook concludeert het CPB dat naarmate bedrijven meer solvabel werden, ze minder gebruikmaakten van de steunmaatregelen. Voor hoog solvabele bedrijven zelf droeg de steun weinig bij aan het voorkomen van faillissementen maar het kan er wel voor hebben gezorgd dat meer werkgelegenheid behouden is gebleven.
Toekomstige crises
Het CPB noteert ook enkele lessen voor de toekomst. Bij het plotselinge wegvallen van liquiditeit en er veel onzekerheid is over de aard en duur van een crisis, is een generiek steunbeleid zeer effectief. Wel nemen de kosten van een dergelijk beleid naarmate de tijd vordert toe, terwijl de baten afnemen. Hiervoor waarschuwde het CPB reeds in het voorjaar. Voor een toekomstige batenlastenoverweging pleit de organisatie voor meer onderzoek. ‘Hierbij is het cruciaal om een goede controlegroep te identificeren, bijvoorbeeld bedrijven die geen steun hebben ontvangen, maar wel last hadden van de lockdown.’
Kloof arbeidsmarkt
En ten slotte illustreert de crisis de kloof op de arbeidsmarkt tussen flexibele arbeidskrachten en vast personeel. Flexibele krachten werden eerder geraakt door verlies van arbeid, hadden minder regelingen om aanspraak op te maken en hadden minder buffers om op terug te vallen. Ook waren zelfstandigen gevoeliger voor inkomensverlies. ‘Dit maakt bestaande vragen over de hervorming van de structuur van de Nederlandse arbeidsmarkt nog pregnanter.’