
Veel bedrijven zijn gericht op een flexibele schil om wendbaar te zijn, maar het kabinet ziet graag dat ondernemingen investeren in duurzame arbeidsrelaties. Daarom worden er momenteel drie plannen ontwikkeld om arbeid te kunnen behouden, maar wel flexibel te blijven. Cm: zet ze op een rij.
Zowel werknemers als werkgevers zijn gebaat bij duurzame arbeidsrelaties. Die zorgen namelijk voor concurrentiekracht en bedrijven die wendbaar zijn dankzij medewerkers met kennis en vaardigheden. De Sociaal-Economische Raad (SER) stelt dat menselijk kapitaal en arbeidsproductiviteit worden gecultiveerd met contracten voor onbepaalde tijd, maar dat de Nederlandse economie zich juist heeft gericht op flexibele arbeid om wendbaar te kunnen zijn.
Het kabinet wil wendbaarheid stimuleren waarbij contracten voor onbepaalde tijd de norm zijn, maar bedrijven wel flexibel genoeg zijn om te reageren op marktveranderingen. Daarom worden onder meer flexcontracten gewijzigd om ze gelijkwaardiger te maken aan vaste arbeidscontracten en werkgevers te stimuleren vaste arbeidsplaatsen aan te bieden. Zo verdwijnen nulurencontracten en verkort de termijn waarop bedrijven tijdelijke contracten op een rij aan te kunnen bieden.
Daarnaast stimuleert de overheid het behouden van kenniskapitaal door mogelijkheden te bieden om mensen onder zware financiële omstandigheden te behouden of door ze naar ander werk te begeleiden. Daartoe worden er momenteel drie maatregelen uitgewerkt waarover op een later moment meer informatie verschijnt.
1. Werk-naar-werktrajecten
De werk-naar-werkbegeleiding is nog niet optimaal en het kabinet wil deze trajecten meer stimuleren. De regering weet alleen nog niet hoe, want een eerder advies van de SER om het financieel aantrekkelijker te maken leidt tot een hoop vragen en twijfels over de effecten. De Raad adviseerde bijvoorbeeld om flexopslag bij de WW-premie terug te geven bij een werk-naar-werktraject, transitievergoeding te schrappen bij beëindiging bij wederzijds goedvinden, en een hogere WW-premie uit te keren wanneer er een traject is dat leidt tot een tijdelijk beroep op de WW.
Het kabinet legt dat advies mogelijk naast zich neer vanwege respectievelijk de complexiteit van uitvoering van teruggave van de flexopslag, omdat er al afspraken kunnen worden gemaakt in de VSO over werk-naar-werk en omdat de hogere premie bij tijdelijk beroep op de WW een extra onderscheid oplevert tussen vast en flex, terwijl de regering daar juist van af wil. De komende tijd wordt er overlegd met sociale partners en uitvoeringsorganisaties om te zien of deze doelen wel op deze manier bereikt kunnen worden of dat er alternatieven mogelijk zijn. Begin 2023 wil het kabinet besluiten hebben genomen over werk-naar-werktrajecten.
2. Deeltijd-WW
In het coalitieakkoord was al afgesproken dat er een deeltijd-WW zou worden uitgewerkt. Het kabinet mikt op een regeling die toekomstige crises kan opvangen. Er moet een vangnet komen voor ondernemers die te maken krijgen met omstandigheden die buiten het reguliere ondernemersrisico vallen, neem een pandemie, om werkgelegenheid te behouden tijdens een tijdelijke crisis. Tegelijkertijd moet de regeling geen prikkel zijn om arbeid onder normale omstandigheden af te schalen.
Daarom onderzoekt de regering nu hoe een deeltijd-WW-regeling gericht kan worden op werkgevers die deze steun daadwerkelijk nodig hebben en in welke situaties ondernemingen van deeltijd-WW gebruik kunnen maken. In de tweede helft van 2022 wil het kabinet een concreet plan hebben dat daarna omgezet kan worden in wetgeving.
3. Loondoorbetaling bij ziekte
De SER adviseerde om bij langdurige ziekte meer te kijken naar re-integratie bij een andere werkgever. In het coalitieakkoord is afgesproken dat na 52 weken ziekte de focus daarop komt te liggen. Zo moet de WIA-instroom, die momenteel aan het stijgen is onder meer door de effecten van langdurige Covid, worden beperkt. Er is structureel 310 miljoen euro voor deze maatregel gereserveerd, maar er wordt nog overlegd met sociale partners over de invulling ervan.