
Btw-ondernemers leveren steeds vaker goederen aan afnemers in het buitenland. De btw-regels verschillen per prestatie. Daarbij komt dat sinds 1 juli 2021 de btw-regels voor transacties van goederen op een aantal belangrijke punten zijn gewijzigd. In dit artikel vindt u de btw-gevolgen van de diverse transacties op een rij.
Goederentransacties binnen EU
Verkoop goederen aan btw-ondernemers in de EU (B2B)
Een Nederlandse ondernemer die goederen levert aan btw-ondernemers in de EU, is op de levering 0 procent Nederlandse btw verschuldigd omdat sprake is van een intracommunautaire levering. De ondernemer die het 0%-tarief toepast moet aannemelijk kunnen maken dat de goederen Nederland hebben verlaten. Bijvoorbeeld aan de hand van een driemaal getekende CMR-vrachtbrief, betalingsbewijzen en correspondentie met de afnemer. Bewaar deze documenten in de administratie bij de verkoopfactuur.
Daarnaast moet de afnemer over een geldig btw-identificatienummer beschikken. Check de geldigheid van dit nummer in het VIES en bewaar een kopie of screenshot van de check in de administratie. Vermeld het btw-identificatienummer van de afnemer op de verkoopfactuur en breng 0 procent btw in rekening.
Btw-aangifte en opgaaf ICP
Geef de intracommunautaire levering aan bij vraag 3b van de btw-aangifte en bij vraag 3a van de opgaaf ICP.
Verkoop goederen aan particulieren en andere afnemers zonder btw-identificatienummer in de EU (B2C)
Bij goederenleveringen aan particulieren of andere afnemers zonder btw-identificatienummer geldt de regeling afstandsverkopen. Hierbij gaan de goederen in het kader van de levering naar een ander EU-land, en is de leverancier betrokken bij het (regelen van) het vervoer van het goed. Dit betekent dat de omzet van de verkopen moet worden bijgehouden in de administratie. Als de omzetdrempel van 10.000 euro per jaar is overschreden, is btw in het land van de afnemer verschuldigd. Dit kan vanaf 1 juli 2021 worden aangegeven via het OSS-systeem, waarvoor de btw-ondernemer zich kan aanmelden. Ook als de omzetdrempel van 10.000 euro het voorgaande jaar is overschreden, is met ingang van 1 juli 2021 vanaf de eerste levering aan de particulier waarbij de goederen naar het andere EU-land gaan btw verschuldigd in het EU-land van de afnemer. Let op dat ook de omzet in verband met elektronische diensten aan particulieren in andere EU-landen meetelt voor de drempel van 10.000 euro.
Totdat de drempel wordt bereikt mag er Nederlandse btw in rekening worden gebracht, die in Nederland wordt afgedragen.
Voorbeeld
Een bv levert in 2021 voor 5.000 euro aan goederen aan particulieren in België en voor 6.000 euro aan particulieren in Spanje. De bv geeft opdracht voor het vervoer. De bv heeft in 2020 voor 5.000 euro aan particulieren in andere EU-landen geleverd. De bv overschrijdt in 2021 de drempel van 10.000 euro en is vanaf de levering die de drempel overschrijdt btw verschuldigd in het EU-land van de afnemer. De bv kan zich aanmelden voor het OSS, zodat btw-registratie in het EU-land van de afnemer niet nodig is.
Tot 1 juli 2021 was de omzetdrempel per EU-land vastgesteld, en was een btw-registratie en lokale btw-aangifte in het EU-land van de afnemer nodig als de omzetdrempel werd overschreden.
Btw-aangifte en opgaaf ICP
Totdat de drempel van 10.000 euro in het lopende kalenderjaar is overschreden, en deze ook het voorgaande kalenderjaar niet is overschreden, geldt het Nederlandse btw-tarief. Geef dit aan bij vraag 1a/1b van de btw-aangifte. Vanaf het moment dat de drempel is overschreden en de btw vanaf 1 juli 2021 via het OSS wordt aangegeven, geeft de btw-ondernemer de omzet niet meer in de btw-aangifte aan. Als vanaf 1 juli 2021 geen gebruik wordt gemaakt van het OSS maar de in het andere EU-land verschuldigde btw via de btw-registratie in het EU-land van de afnemer wordt aangegeven, geeft de btw-ondernemer de omzet aan bij vraag 3c van de btw-aangifte.
Tot 1 juli 2021 werd de omzet in verband met afstandsverkopen belast in het EU-land van de afnemer altijd aangegeven bij vraag 3c.
Inkoop goederen vanuit ander EU-land
Koopt een Nederlandse ondernemer goederen van een leverancier in een ander EU-land en worden de goederen vanuit een ander EU-land naar Nederland vervoerd, dan zal de leverancier 0 procent btw berekenen. Er is sprake van een intracommunautaire verwerving door de btw-ondernemer in Nederland. De Nederlandse afnemer geeft 21 procent btw aan in Nederland over de waarde van de goederen.
Lees ook: Nieuwe btw-regels voor e-commerce en diensten per 1 juli 2021
Btw-aangifte
Geef de verwerving aan bij vraag 4b van de btw-aangifte. Als de btw-ondernemer recht op btw-aftrek heeft brengt hij de voorbelasting bij vraag 5b in aftrek.
Goederentransacties buiten EU
Verkoop goederen aan afnemers buiten de EU (B2B én B2C)
Bij verkoop van goederen aan afnemers buiten de EU is het niet van belang of de afnemer een btw-ondernemer of een particulier is. Op voorwaarde dat aannemelijk kan worden gemaakt dat de goederen in het kader van de levering de EU hebben verlaten, is 0 procent btw verschuldigd vanwege export.
Btw-aangifte
Geef de omzet van een exportlevering aan bij vraag 3a van de btw-aangifte. Een opgaaf ICP is niet van toepassing.
Inkoop goederen vanuit een land buiten de EU
Koopt een Nederlandse ondernemer goederen van buiten de EU en worden de goederen naar Nederland vervoerd, dan is er bij de douane invoer-btw verschuldigd. De invoer-btw kan de btw-ondernemer in zijn eigen btw-aangifte terugvragen als hij recht heeft op btw-aftrek, maar wordt voorgefinancierd. Koopt de ondernemer regelmatig goederen van buiten de EU in, dan kan de aanvraag van een artikel 23-vergunning een liquiditeitsvoordeel opleveren. Beschikt de btw-ondernemer over een artikel 23-vergunning dan geeft hij de btw op de invoer van goederen aan in zijn eigen btw-aangifte, waarin hij de btw ook gelijk terug kan vragen (mits recht op btw-aftrek). Dit leidt tot een liquiditeitsvoordeel.
Diensten binnen EU
Verkoop diensten aan btw-ondernemers in de EU (B2B)
Verricht een Nederlandse ondernemer een dienst aan een ondernemer in een ander EU-land, dan is onder de huidige regels de dienst volgens de hoofdregel voor de btw belast in het land van de afnemer. Controleer altijd of de afnemer over een geldig btw-identificatienummer beschikt. Check de geldigheid van dit nummer in het VIES en bewaar een kopie of screenshot van de check in de administratie. Vermeld het btw-identificatienummer van de afnemer op de verkoopfactuur. De btw-ondernemer verlegt de btw naar de afnemer in het andere EU-land die de btw aangeeft in zijn eigen btw-aangifte.
De Nederlandse ondernemer vermeldt de woorden ‘reversed charge’ (let op: geen 0%!) op de factuur en vermeldt geen btw op de factuur.
Btw-aangifte
De Nederlandse btw-ondernemer die de hoofdregeldienst verricht geeft de omzet aan bij vraag 3b van de btw-aangifte.
Verkoop diensten aan particulieren en andere afnemers zonder btw-identificatienummer in de EU (B2C)
Diensten verricht aan particuliere afnemers in een ander EU-land en afnemers zonder een btw-identificatienummer zijn volgens de hoofdregel belast in Nederland, zodat 21 procent Nederlandse btw in rekening moet worden gebracht door de Nederlandse btw-ondernemer.
Btw-aangifte
Geef de omzet die in Nederland volgens de hoofdregel is belast aan bij vraag 1a/1b van de btw-aangifte. De btw op diensten aan particulieren die in het andere EU-land verschuldigd is, omdat een uitzonderingsregel geldt of omdat sprake is van een elektronische dienst en de drempel van 10.000 euro is overschreden, geeft de btw-ondernemer aan in het OSS.
Inkoop diensten vanuit ander EU-land
Als een Nederlandse ondernemer een dienst afneemt van een ondernemer uit een ander EU-land, dan wordt de btw volgens de hoofdregel naar de Nederlandse ondernemer verlegd. Let op dat ook hier weer uitzonderingen op de hoofdregel zijn gemaakt, bijvoorbeeld als sprake is van het verlenen van toegang tot een wetenschappelijk evenement. De btw is dan verschuldigd in het land waar het evenement daadwerkelijk plaatsvindt.
Btw-aangifte
De Nederlandse ondernemer geeft de btw over de hoofdregeldienst in Nederland aan bij vraag 4b van de btw-aangifte en vraagt de btw terug bij vraag 5b indien er recht op btw-aftrek is.
Diensten buiten de EU
Verkoop diensten aan btw-ondernemers buiten de EU (B2B)
De dienst aan een ondernemer buiten de EU is volgens de hoofdregel belast in het land van de afnemer. De ondernemer vermeldt geen btw op de factuur maar de woorden ‘VAT Out of Scope’.
Btw-aangifte
De gerealiseerde omzet moet niet in de btw aangifte worden aangegeven en niet in de opgaaf ICP.
Verkoop diensten aan particulieren en andere afnemers zonder btw-identificatienummer buiten de EU (B2C)
De dienst is volgens de hoofdregel belast in Nederland. De Nederlandse ondernemer moet 21 procent btw in rekening brengen. Voor een aantal diensten, zoals diensten met betrekking tot onroerende zaken en restaurant- en cateringdiensten, gelden andere regels om vast te stellen waar de btw verschuldigd is.
Btw-aangifte
Geef de btw aan bij vraag 1a/1b van de btw-aangifte als sprake is van een hoofdregel dienst. Is een uitzondering van toepassing en is de dienst niet belast in Nederland, geef de omzet dan niet aan in de Nederlandse btw-aangifte.
Inkoop diensten van buiten de EU
Door de Nederlandse ondernemer van een ondernemer buiten de EU afgenomen diensten zijn volgens de hoofdregel belast in Nederland.
Btw-aangifte
Geef de btw over de afgenomen dienst aan bij vraag 4a van de btw-aangifte, tenzij het gaat om een dienst waarvoor een uitzondering geldt, zoals een dienst met betrekking tot onroerende zaken. Vraag de btw terug bij vraag 5b indien er recht op btw-aftrek is.
Platformfictie
Btw en platforms vanaf 1 juli 2021
Vanaf 1 juli 2021 is de platformfictie ingevoerd. Hierdoor zijn platforms, waarvan gebruik wordt gemaakt om goederen aan te bieden aan de particuliere afnemer of afnemer zonder btw-identificatienummer, verantwoordelijk voor de btw op de levering. De platformfictie geldt alleen als het platform faciliteert, en daarvan is sprake als:
- het platform de koper en verkoper met elkaar in contact brengt; én
- er een levering van een goed plaatsvindt via het platform.
Is sprake van faciliteren dan geldt de verantwoordelijkheid voor het aangeven en afdragen van btw voor de volgende twee situaties:
- de goederen komen van buiten de EU en zijn nog niet in de EU ingevoerd. De intrinsieke waarde van de goederen is niet meer dan 150 euro en het betreft geen accijnsgoederen;
- de leverancier van de goederen is niet in de EU gevestigd en levert goederen binnen de EU. Niet van belang is of de goederen reeds in de EU zijn ingevoerd.
De platformfictie brengt een grote verantwoordelijkheid voor platforms met zich mee, omdat platforms aansprakelijk worden voor de afdracht van het juiste btw-bedrag in verband met de levering die via het platform tot stand komt. Het is daarom van belang dat platforms in kaart brengen of zij als platform kwalificeren en waar nodig de voorwaarden waaronder zij werken aanpassen. Ook als de leverancier aan het platform levert is het van belang goede afspraken te maken.
Auteur: Carola van Vilsteren
Dit artikel is verschenen in cm: 2021, afl. 7, en geactualiseerd op 12 augustus 2022