
Met RJ-uiting 2022-8 heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) de ontwerp-richtlijn over de verwerking van groot onderhoud, zoals vorig jaar gepubliceerd in RJ-uiting 2021-14, definitief gemaakt. Daarbij zijn ontvangen commentaren in aanmerking genomen, die soms tot een kleine aanpassing hebben geleid.
Met de nieuwe definitie van kosten van groot onderhoud is het voor het mogen vormen van een voorziening belangrijk om groot onderhoud te onderscheiden van de vervanging van belangrijke bestanddelen van een materieel vast actief. In een commentaar werd gevraagd om een richtpercentage aan te geven om te bepalen wanneer iets ‘belangrijk’ is. De RJ benadrukt echter het belang van de specifieke feiten en omstandigheden rond de aard van de uitgave. Juist omdat daar voor dit onderwerp een hogere mate van oordeelsvorming nodig is, vindt de RJ het gebruik van richtpercentages niet passend.
Lees ook: RJ stelt verduidelijking begrip groot onderhoud voor
Kleine vervangingen
Overigens merkt de RJ nadrukkelijk op dat ook de kosten van groot onderhoud belangrijk kunnen zijn in relatie tot de totale kostprijs van het materieel vast actief. Het onderscheid lijkt dus niet zozeer te liggen in hoe belangrijk een uitgave is – voor niet-belangrijke bedragen is de verwerking sowieso niet spannend – maar of het al of niet een vervanging van bestanddelen betreft. Kleine vervangingen hoeven een kwalificatie van een inspectieronde als groot onderhoud niet in de weg te staan.
Nominale waarde
Voor de waardering van de voorziening had de RJ opgenomen – in het licht van de recentelijk doorgevoerde wijziging voor andere langlopende voorzieningen dat deze tegen contante waarde moeten worden gewaardeerd – dat de voorziening voor groot onderhoud ‘gewoonlijk’ tegen nominale waarde wordt gewaardeerd. In de definitieve richtlijn is dit herschreven door te wijzen op de aard van deze voorziening: de voorziening van groot onderhoud is een kostenegalisatievoorziening. Daar past een nominale waardering beter bij, omdat anders door de contantmaking de opbouw doorgaans niet lineair (gelijkmatig) is.
Dit geldt ook voor kosten van herstel wanneer de onderneming ervoor kiest hiervoor een voorziening op te bouwen over de gebruiksduur van het actief. Het alternatief is om bij de eerste waardering van het actief de verwachte herstelkosten al in de boekwaarde van het actief op te nemen, met daar tegenover de voorziening. Bij die verwerkingswijze worden deze herstelkosten wel gewaardeerd op de contante waarde.
Lees ook: RJ verduidelijkt saldering van belastinglatenties
Geen collectieve benadering
In een ander commentaar leek bevestiging te worden gezocht bij de praktijk dat voor een veelheid aan grootonderhoudskosten over een lange termijn, de jaarlijkse dotatie aan de voorziening wordt bepaald op basis van een langjarig gemiddelde. De RJ heeft verduidelijkt dat de opbouw van de voorziening per onderhoudscomponent plaatsvindt. Het principe is dat op het moment dat het groot onderhoud plaatsvindt, voor die onderhoudscomponent het volledige bedrag van het groot onderhoud is opgebouwd. Een ‘collectieve’ benadering is dus niet de bedoeling. Vaak zou bovendien zo’n benadering leiden tot negatieve standen van de voorziening, met name wanneer grote uitgaven worden gedaan op een kortere dan de gemiddelde onderhoudstermijn. En een voorziening kan naar haar aard niet negatief zijn.
In de ontwerp-richtlijn stond dat, als de kosten van verricht groot onderhoud uitgaan boven de boekwaarde van de voor het desbetreffende actief of het betreffende onderdeel aangehouden voorziening, de (meer)kosten dienen te worden verwerkt in de winst-en-verliesrekening. In de definitieve richtlijn geldt dit ook wanneer de kosten juist lager zijn dan aanvankelijk verwacht. Een dergelijke meevaller mag dus niet als ‘potje’ worden doorgeschoven als (versnelde) opbouw van een voorziening voor ander groot onderhoud.
Boekjaar 2023
De nieuwe richtlijn geldt voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2023. Er zijn geen specifieke overgangsbepalingen. Zouden de verduidelijkingen leiden tot een andere verwerking van groot onderhoud, dan geldt daarvoor in principe de retrospectieve verwerking zoals beschreven in RJ 140 Stelselwijzigingen.
Auteur: Dr. B. (Bart) Kamp RA
Dit artikel is verschenen in F&A Actueel 2022, afl. 11.