
De regelgeving voor de jaarrekening wordt regelmatig aangepast aan nieuwe inzichten of behoeften van verduidelijking. Nieuwe bepalingen komen, en oude vervallen. Maar soms blijven oude bepalingen staan terwijl die inmiddels nauwelijks meer betekenis hebben. Vaak vallen dergelijke ‘fossielen’ in de praktijk niet op. Je leest er overheen. Maar soms valt je oog erop, en dan kan je je afvragen: waarom staat dit hier, en moet ik er iets mee?
Artikel 2:384 lid 1 BW stelt dat de afschrijvingen onafhankelijk geschieden van het resultaat van het boekjaar. Deze bepaling is bedoeld om een praktijk van zeer lang geleden nadrukkelijk niet langer toe te staan. Voor de Tweede Wereldoorlog was het niet ongebruikelijk om vaste activa slechts af te schrijven voor zover de winst daartoe ruimte gaf. Tegenwoordig is deze wettelijke bepaling slechts een open deur.
Dit soms vage onderscheid tussen winstbepaling en winstbestemming vind je ook terug bij de term ‘reserveren’. Als gezegd wordt: ‘Voor die reorganisatie hebben we een bedrag gereserveerd’, wordt daarmee het opnemen van een voorziening bedoeld, dus een verplichting. Reserves behoren tot het eigen vermogen. Dit vage onderscheid speelt bijvoorbeeld ook bij verwacht groot onderhoud waar volgens de moderne visie geen sprake is van een verplichting, maar op grond van de wet nog steeds wel een voorziening mag worden gevormd. In dit licht benadrukt de RJ expliciet dat voor voorzieningen niet de benaming ‘reserve’ mag worden gebruikt.
Een andere inmiddels open deur is de bepaling in artikel 2:385 lid 1 BW over het niet mogen activeren van eigen aandelen. Hoewel dit artikel nog wel een relevante verduidelijking kan zijn dat als een dochtermaatschappij aandelen houdt in de moedermaatschappij, de nettovermogenswaarde daarop moet worden gecorrigeerd.
Groot onderhoud: hoe verwerk ik dat in de jaarrekening?
Tijdens de Actualiteitendag Finance & Control op 17 november verzorgt Bart Kamp een interessante keuzesessie over het verwerken van groot onderhoud in de jaarrekening.
Voor de jaarrekening mogen uitgaven voor groot onderhoud aan bestaande bedrijfsmiddelen niet meteen als kosten worden verwerkt. In zijn sessie gaat Kamp nader in op de vraag welke uitgaven in aanmerking komen voor een voorziening groot onderhoud, en kijkt hij naar de ‘componentenbenadering’.
Mis het het niet, meld u aan voor de Actualiteitendag >>
Wissels en cheques
Onder de liquide middelen en bij off-balance verplichtingen benoemt de wet nog nadrukkelijk ook wissels en cheques. Beide betalingsmiddelen zijn inmiddels in Nederland vrijwel geheel in onbruik geraakt. Ik vermoed dat de gemiddelde controller of accountant zelfs niet meer bekend is met het fenomeen wissel(brief).
Vergeten op te ruimen
Het kan ook gebeuren dat een stuk regelgeving per abuis blijft staan na een (wets)wijziging. In een inmiddels ver verleden schreef de wet voor dat negatieve goodwill als een herwaarderingsreserve moet worden verwerkt. Om een strijdigheid met IFRS op dit punt te voorkomen is het toenmalige artikel 2:389 lid 8 BW in 2004 vervallen. Maar het lijkt erop dat de wetgever over het hoofd zag dat artikel 2:413 BW hetzelfde regelde voor de geconsolideerde jaarrekening. Dit artikel bestaat nog steeds. Naar de letter van de wet zou dus in de geconsolideerde jaarrekening negatieve goodwill rechtstreeks in het eigen vermogen moeten worden verwerkt. De RJ schrijft echter een geheel andere methode voor, die overigens inmiddels ook in strijd is met IFRS. De praktijk is dus dat niemand meer belang hecht aan (dit deel van) artikel 2:413 BW.
Inflatie
In RJ 240 Eigen vermogen werd lange tijd omtrent de vrijval van de herwaarderingsreserve vermeld: ‘Indien het resultaat wordt bepaald rekening houdend met de financieringsverhouding van de rechtspersoon, wordt tot het resultaat gerekend het deel van gerealiseerde waardemutaties uit herwaardering op activa die worden geacht met vreemd vermogen te zijn gefinancierd’. Ik denk dat de huidige generatie zich weinig kan voorstellen bij deze bepaling. Deze bepaling hing samen met oude theorieën over vervangingswaarde, waarbij onderkend werd dat inflatie feitelijk tot koopkrachtstijging leidt als niet-monetaire activa met vreemd vermogen zijn gefinancierd: schulden worden in reële termen minder waard, en dit effect is dan in principe winst. Dergelijke theorieën zijn echter al decennia in onbruik geraakt; het waarderen van voorraden tegen vervangingswaarde (of andere actuele waarde) is tegenwoordig zelfs niet meer toegestaan. Pas in 2017 is deze bepaling met stille trom uit de RJ vervallen.
Archaïsch taalgebruik
Soms is de bewoording van de regelgeving opzichtig verouderd. Dit zal doorgaans niet tot onduidelijkheden leiden, maar het ziet er wel ouderwets uit. In de richtlijn voor opbrengstverantwoording werd tot voor kort gesproken over ‘in dienst der onderneming werkzame vertegenwoordigers’. Pas met het groot onderhoud van deze richtlijn die vanaf boekjaar 2022 geldt is ‘der’ vervangen door ‘van de’. Een ander voorbeeld is de schrijfwijze voor de resultatenrekening. De wet spelt dit als winst- en verliesrekening. De moderne taalregels stellen echter dat dit winst-en-verliesrekening moet zijn, omdat niet sprake is van een winstrekening en een verliesrekening. De RJ hanteert sinds 2012 de moderne spelling, maar bij het citeren van de wet ontkom je niet aan de oude spelling.
Relativering
Kan het kwaad om dergelijke verouderde punten in de regelgeving te hebben? De hier vermelde voorbeelden leiden in de praktijk niet tot problemen. En dan is het begrijpelijk dat de regelgever liever zijn tijd en middelen gebruikt voor het toevoegen van het actuele verduidelijkingen dan het overwegen of alle bestaande bepalingen nog nodig zijn. Om bij een voorbeeld uit dit artikel te blijven: er is meer behoefte aan het toevoegen van richtlijnen omtrent bitcoins dan aan het schrappen van wissels.
Auteur: Bart Kamp
Dit artikel is verschenen in cm: 2022, afl. 7.
Hier leest u meer artikelen uit de rubriek Verslaggeving