Bij het verstrekken van een lening voor werkkapitaal leunt de bank zwaar op de jaarverslaggeving. Toch zal de bank veelal met een andere blik naar de cijfers kijken dan de ondernemer. Én tot andere uitkomsten komen.
Onder de vele definities van het begrip ‘bankier’ is er een satirische die luidt: ‘Een bankier is iemand die je een lening wil verstrekken, als je in voldoende mate kunt bewijzen dat je die niet nodig hebt.’ De ‘bewijslast’ die de ondernemer dient aan te leveren bestaat doorgaans uit een retrospectief en een prospectief deel. Het retrospectieve deel omvat de door een accountant samengestelde/goedgekeurde jaarrekeningen over de afgelopen drie à vier jaar. Het prospectieve deel bevat de financiële prognoses alsmede de kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing voor de scenario periode; de toekomstige periode waarvoor de lening wordt aangevraagd.
A la recherche du temps perdu: 5 C’s
Dat een bankier bij het verstrekken van een lening zwaar leunt op de jaarverslaggeving uit recente jaren blijkt onder meer uit de van oudsher veelgenoemde 5 C’s of good credit die het uitgangspunt vormen voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van de onderneming:
- Capital: eigen vermogen. Het eigen vermogen, en hiermee de vermogensstructuur (credit), geeft inzicht in de mate waarin vorderingen op de onderneming kunnen worden verhaald.
- Collateral: onderliggende waarde, zekerheden. De mate waarin de ondernemer in staat en bereid is om zekerheden (onderpand) aan de bank te verschaffen uit de kapitaalstructuur (debet) die relatief snel in geld zijn om te zetten bij wanbetaling.
- Capacity: cash generating capacity, betaalcapaciteit. De mate waarin de ondernemer in staat is om een inkomende operationele cashflow (OpEx, NOFF) te genereren waarmee de betalingsverplichtingen jegens de financier kunnen worden voldaan.
- Character: betalingsmoraal. De mate waarin de ondernemer in het verleden de betalingsverplichtingen is nagekomen.
- Conditions: conjuncturele omstandigheden. De mate waarin de onderneming en/of de branche van de onderneming fluctueert ten opzichte van de conjunctuurgolven (cyclisch, anti-cyclisch, cyclisch neutraal, vroeg-cyclisch, laat-cyclisch).
Deze 5 C’s vormen de legacy of creditworthiness van de onderneming; het ‘kredietwaardigheidlegaat’ dat een onderneming over een periode van vijf of meer jaren bij de huisbank heeft opgebouwd. Bij de aanvraag van een krediet staat de ondernemer dan ook sterker als hij over minimaal vijf jaren een positief trackrecord op deze vijf C’s kan aantonen. De eerste drie C’s (capital, collateral en capacity) kunnen worden afgeleid uit de jaarrekening. De laatste twee C’s komen daarentegen niet direct tot uitdrukking in de jaarstukken.
De betalingsmoraal (character) wordt door de bank afgeleid uit de mate waarin aflossingen, intrestbedragen en provisies op tijd en volledig door de onderneming worden voldaan. Het zijn de banksystemen die dit per account bijhouden. Enige vorm van wanbetaling kan bij de onderneming in de boekhouding tot uitdrukking worden gebracht in de grootboekrekening ‘boeterente’, maar deze post wordt niet expliciet getoond in de jaarrekening.
De wijze waarop aan de laatste C (conditions) invulling wordt gegeven is voor veel ondernemers een vraagteken. Toch kan deze C relatief gemakkelijk worden ingevuld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling 2008 (SBI 2008). De SBI 2008 is de hiërarchische indeling van economische activiteiten die is gebaseerd op de Europese NACE-codering. Per 1 juni 2009 is de SBI 2008 van kracht; hiermee zijn de voorlopers, de SBI’93 en de BIK (Bedrijfsindeling KvK), komen te vervallen. Met de overgang van de BIK en de SBI’93 naar de SBI 2008 is er in Nederland één uniforme code voor bedrijfsindeling ontstaan die aansluit op de Europese bedrijfsindeling en die bovendien ook nog fijnmaziger van aard is dan de voorgaande versies. Ten behoeve van de periodieke CBS-opgave dient de ondernemer over één of meer SBI-codes te beschikken (afhankelijk van de soorten werkzaamheden en branches). Banken en kredietinstellingen hanteren deze SBI-code eveneens voor de classificatie van de organisatie bij een kredietaanvraag; de SBI-codering vormt dan de basis voor de financiële benchmark per branche.
Serie werkkapitaalanalyse en beheer
Expert in financiële analyses Jean Gieskens schreef voor cm: ControllersMagazine een serie artikelen over werkkapitaalanalyse en beheer. In deze serie is verschenen:
Artikel 1: De gouden balansregel en diens ratio’s
Artikel 2: Werkkapitaal en werkkapitaalposities
Artikel 3: De werkkapitaalmatrix
Artikel 4: Cash Conversion Cycle: Procesmatige benadering van werkkapitaalbeheer
Artikel 5: Risk return trade-off for working capital: conservatief, actief en agressief werkkapitaalbeheer
Artikel 6: Cashflows: BHK-kasstroom
Artikel 7: Cashflowbegrippen: wat is free cashflow?
Artikel 8: Werkkapitaal versus werkzaam vermogen
Artikel 9: Cash cushion: stootkussen voor financieel onzekere tijden
Artikel 10: Balanslezen door de bril van een bankier
Een adequaat ingericht werkkapitaalbeheer kan een positieve bijdrage leveren aan de kapitaalstructuur (collateral), de betaalcapaciteit (capacity) en de betalingsmoraal (character). De bijdrage van het werkkapitaalbeheer aan de vermogensstructuur (capital) is relatief beperkt.
Balanslezen door de bril van de bankier
Uit voorgaande blijkt dat met name de eerste drie C’s zijn af te leiden uit de jaarrekening. Om inzicht te krijgen in deze drie C’s zal de kredietverstrekker bij de analyse van de jaarrapporten onder meer gebruikmaken van de ratio’s die werden behandeld in de voorgaande delen uit deze artikelenreeks. De ratioanalyse wordt omwille van het cijfermatige karakter ook wel de kwantitatieve analyse genoemd. Indien deze kwantitatieve analyse over een reeks van jaren plaatsvindt, dan spreekt men van een horizontale analyse. Vindt de analyse plaats ten opzichte van een benchmark dan is dit een verticale analyse. Een verticale analyse over een reeks van jaren ten slotte, wordt ook wel vertizontale analyse genoemd.
Ondanks dat de controller bekend is met de set ratio’s die de bank toepast, kan er discussie ontstaan over de uitkomsten van de ratio’s. Eén van de belangrijkste oorzaken die ten grondslag kan liggen aan deze onenigheid ligt verscholen in de definitie van de inputvariabelen van de ratio’s. De wijze waarop de bankier naar een balans kijkt, kan afwijken van de winst- en waarderingspostulaten die een accountant hanteert. Aan de hand van de jaarrekening van onderneming BeTwo bv zal dit worden toegelicht.
Balans
De balans wordt door de accountant opgesteld aan de hand van de toepasselijke wet- en regelgeving voor de jaarverslaggeving (IFRS, IFRS for SME, T9B2 BW, RJ, RJk en/of fiscale regels); de zogenoemde winst- en waarderingspostulaten. De accountant stelt deze stukken op ten behoeve van het algemeen belang en niet ten behoeve van één specifieke belanghebbende. De bankier is bij uitstek zo’n specifiek belanghebbende. Zijn interesse gaat uit naar de inschatting van de kredietwaardigheid van de potentiële klant en het daarmee samenhangende kredietrisico. Daarenboven legt de bankier ook nog een link met het marktrisico (branche kredietnemer). Afhankelijk van de risk appetite van de bankier (risk-averse, risk-neutral, risk-taking, loving, seeking) zal deze voorts besluiten of de lening wordt verstrekt. Naarmate de risk appetite van de bankier meer naar risk-averse neigt, zal deze meer op zoek gaan naar capital (EV; risicodragend vermogen) en collateral (onderliggende waarden; zekerheden) in de balans. De posten uit de balans van de accountant zullen hiertoe worden gerangschikt op basis van de mate van zekerheid (debet) en risicodragendheid (credit). De balans uit het voorbeeld van BeTwo bv wordt omgevormd tot een ‘bankbalans’. Zoals blijkt uit de opstellingen zijn de mutaties in de balans van materieel belang. De veranderingen in de resultatenrekening zijn daarentegen verwaarloosbaar klein en worden derhalve niet behandeld in dit artikel.
Vaste activa: tangibles en intangibles
De vaste activa worden gerangschikt naar tangible en intangible fixed assets. Op de gebouwen, terreinen, machines en installaties kunnen zekerheden worden gevestigd; deze worden geschaard onder de post ‘Tangible fixed assets’. De financiële en immateriële vaste activa bieden minder zekerheid en vallen onder de klasse ‘Intangible fixed assets’. Bovendien wordt aan de intangibles de post ‘andere vaste bedrijfsmiddelen’ toegevoegd omdat deze wellicht geen zekerheid bieden of omdat het onduidelijk is wat hieronder wordt geschaard.
Vlottende activa: tangibles en intangibles
Naar analogie van de vaste activa worden ook de vlottende activa onderverdeeld naar tangibles en intangibles. Ook bij deze indeling is het criterium van onderverdeling gebaseerd op de mate waarin een zekerheid op een asset kan worden gevestigd of de mate waarin deze assets direct opeisbaar of zelfs liquide zijn. Tot de tangible current assets behoren de voorraden, de debiteuren, vorderingen op de belastingdienst en de LM. Tot de intangibles behoren:
- de overige vorderingen, wegens onduidelijkheid, gebrek aan zekerheid of onzakelijk karakter,
- de vorderingen op groepsmaatschappijen en RC bestuurder, wegens onduidelijkheid, niet voldoen aan het arm`s length principle (ALP) of onzakelijk karakter,
- overlopende activa, wegens reeds uitgegeven cashflow die niet meer recupereerbaar is.
Eigen vermogen: net worth
Net worth staat voor het zuiver eigen vermogen; dit is het eigen vermogen dat gevormd is buiten de wettelijke verplichte reserves. Het zuiver eigen vermogen wordt derhalve gevormd door de som van het aandelenvermogen en de winstreserve.
Hybride vermogen: quasi equity
Quasi equity is hybride vermogen ofwel mezzanine vermogen. Deze post wordt gevormd door vermogensposten die niet tot het eigen vermogen behoren maar wel een risicodragend karakter hebben. Hybride vermogen is vanuit juridisch standpunt te classificeren als vreemd vermogen. Toch heeft dit vermogen kenmerken van eigen vermogen omwille van het risicodragend karakter. Voorbeelden: achtergestelde leningen, convertibles, warrant leningen, winstdelende leningen en combinaties van deze varianten.
Voorzieningen: provisions
Tot de voorzieningen mogen enkel posten worden gerekend die niet terug te voeren zijn op een activa post. Meestal bestaan de voorzieningen dan ook uit fiscaal gedreven posten (belastinglatentie) en pensioenen (dga). In het onderhavige voorbeeld is de belastinglatentie ontstaan als gevolg van de herwaarderingsreserve.
VVL: long term liabilities
Onder deze post worden alle langlopende schulden geschaard voor zover deze geen mezzanine karakter hebben. Daarnaast vallen onder deze post de ongerealiseerde herwaarderingreserves (kapitaalbescherming crediteuren).
VVK: current liabilities
In tegenstelling tot de vlottende activa worden de vlottende passiva niet onderverdeeld naar tangible en intangible. De gedachte hierachter is dat al de posten uit de vlottende passiva op korte termijn opeisbaar zijn door de crediteuren die daarmee in beginsel een concurrente positie hebben op de kredietverlener. Uiteraard zal de bankier bij het verstrekken van het krediet ten opzichte van deze schuldeisers een preferente of bevoorrechte (separatist) positie bedingen.
Net working capital (NWC)
De term net working capital staat uiteraard voor ‘netto werkkapitaal’ (NWK). Zoals uit onderstaande formule blijkt, wijkt de berekeningswijze van het NWK door de bankier af van die van het NWK zoals de controller deze doorgaans berekent.
NWC = tangible current assets -/- current liabilities
Deze alternatieve bancaire berekeningswijze van het NWK heeft een negatieve impact op de liquiditeit- en werkkapitaalratio’s zoals die in voorgaande artikelen uit de doeken zijn gedaan!
Tangible net worth (TNW)
Tangible net worth staat voor ‘netto vermogenswaarde onder aftrek van immateriële activa’. Deze post is gelijk aan de som van de materiële activa minus vlottende passiva, minus de langlopende schulden en voorzieningen.
TNW = tangible fixed assets + tangible current assets -/- current liabilities
-/- long term liabilities -/- provisions
= tangible fixed assets + NWC -/- long term liabilities -/- provisions
Deze berekening geeft de netto materiële asset base aan waaruit de bank kan putten bij wanbetaling door de klant en vormt daarmee een variant voor de berekening van het bancair aansprakelijk vermogen. In lijn met de berekening van het NWC valt ook deze berekening lager uit dan de berekening van het werkzaam vermogen!



Auteur: Drs. Jean Gieskens AC RCM QT is verbonden als hoofddocent aan de VVCM opleidingen en als kerndocent aan diverse hogescholen en universiteiten in Nederland en Vlaanderen (training@gieskens-eva.nl)
Dit artikel is verschenen in cm: 2022, afl. 9.
Meer weten over werkkapitaalbeheer?
Werkkapitaal wordt breed gebruikt, omdat het een parapluterm is. Pas met een verdere verfijning is duidelijk waar het dan exact om gaat. In verschillende e-learnings op Finance Academy E-learning licht universitair hoofddocent Jean Gieskens onder meer de theorie van verschillende werkkapitaalposities toe. Hij geeft daarbij de formules weer om de posities te berekenen en laat praktijkvoorbeelden zien.
