
De huidige generatie studenten vindt dat ze behoort tot een pechgeneratie omdat ze geen studiebeurs heeft gekregen terwijl studenten die voor of na hen studeren die wel ontvangen. Ik begrijp ze heel goed, want ook ik behoor tot een pechgeneratie. De fiscale pechgeneratie wel te verstaan, want ik ben in augustus 2000 in Leiden afgestudeerd en kon gelijk opnieuw beginnen omdat ‘mijn’ Wet op de inkomstenbelasting 1964 in januari 2001 bleek te zijn vervangen.
De oude wet blijkt nu een soort langspeelplaat en is bezig met een heuse revival. Deze week lanceerde het Register Belastingadviseurs het voorstel om box 3 te schrappen en werkelijke inkomsten weer gewoon ouderwets progressief te belasten. Was mijn urenlange geploeter op het begrip ‘reële inkomsten’ toch niet voor niets!
Het plan van het RB is het waard om serieus te bekijken. Het huidige boxenstelsel is over de houdbaarheid heen. Het stelsel bevat veel opties voor tariefarbitrage, het structureren van inkomen en vermogen zodat het tegen het laagst mogelijke tarief belast wordt en dat is natuurlijk mooi werk voor adviseurs, maar maatschappelijk gezien onwenselijk.
Ik blijf er daarnaast moeite mee hebben dat inkomen uit vermogen anders wordt belast dan inkomen uit arbeid. De rechtvaardiging voor verschillen in de hoogte van belastingheffing is dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Oftewel, wie meer middelen heeft moet meer bijdragen aan het algemeen belang. Ik zie daarom geen reden om inkomsten uit vermogen anders te belasten dan inkomsten uit arbeid, beide dragen evenzeer bij aan iemands bestedingscapaciteit.
Een belangrijk verschil met de systematiek zoals we die tot en met 2000 kenden is dat het RB voorstelt om ook de werkelijke vermogenswinsten te gaan belasten. Het investeren in aandelen die geen dividend uitkeren maar alleen waardestijging (of daling) kennen heeft dan geen zin.
Er zijn natuurlijk ook nadelen. Zo zal het bijhouden van de werkelijke rendementen een behoorlijke hoeveelheid werk opleveren. Maar in feite is het niet anders dat wat beleggers in een bv al jaren moeten doen: boekhouden. Bij banken en courante effecten is dit eenvoudig, maar bij vastgoed is dit veel lastiger. Is sprake van aftrekbare onderhoudskosten, of is het verbetering? Een discussie waarmee we ruime ervaring hebben uit de bv-sfeer, maar nu ook in de inkomstenbelasting ineens naar voren zou komen.
Om een groot deel van de spaarders en kleine beleggers te ontzien wordt voorgesteld om een drempelvrijstelling in te voeren. Pas boven een bepaald minimumrendement word je belast. Dit oogt sympathiek, maar betekent wel dat je inkomsten, kosten en vermogensmutatie in kaart moet brengen om te toetsen of de drempel gehaald gaat worden. Ik voorzie een stevige groei van uitbestede belastingaangiften.
Het RB roept op om box 2 in stand te laten omdat de bv al vennootschapsbelasting betaald heeft. Mij lijkt het dan logischer om box 2 ook maar gelijk op te doeken en een verrekenmogelijkheid te bieden voor de betaalde vennootschapsbelasting. Dat is in feite precies hetzelfde als we nu al doen met de dividendbelasting en de loonbelasting. Dan is er helemaal geen boxhoppen meer mogelijk. Nu moet toegegeven worden dat de vennootschapsbelasting waarschijnlijk niet precies valt toe te rekenen aan de individuele aandeelhouder. In dat geval valt te overwegen om een vast percentage aftrek toe te staan, bijvoorbeeld ter grootte van de 1e schijf in de vennootschapsbelasting.
Kortom: ik ben voorstander van nader onderzoek naar het voorstel van de RB, met enkele kanttekeningen. Het is ontegenzeggelijk een veel rechtvaardiger en fiscaal technisch juister systeem om de inkomstenbelasting vorm te geven.
Wekelijks kijkt een professional uit ons cm: nieuwspanel terug op belangrijk nieuws. Deze week: Sybren Christians, fiscalist bij Fiscount en bestuurslid van het SRFA.