
Een ondernemer heeft volgens het College van Beroep voor het bedrijfsleven terecht geen recht op vaste lastensteun TVL, omdat door de verkoop van een auto de omzet hoger lag dan de drempel voor de coronasteun.
Na een ongeluk raakte een bedrijfsauto total loss. Een ondernemer kocht een nieuwe bedrijfswagen en ruilde de oude in. De prijs die hij ontving voor de oude auto gaf hij op als winst in zijn aangifte van het eerste kwartaal van 2021 omdat hij de btw moest verrekenen. In twee eerdere uitspraken rekende het College van Beroep voor het bedrijfsleven de verkoop van voertuigen mee in de omzetbepaling. Hierdoor werd ook in die gevallen de coronasteun voor de vaste lasten op nihil gesteld.
Aangifte omzet leidend
In de gepubliceerde TVL-voorwaarden staat in de begripsbepalingen de definitie als omzet als volgt omschreven: ‘opbrengst uit levering van goederen en diensten uit de onderneming’. Ook uit eerdere zaken, zoals de ondernemer die een bus verkocht, bleek dat de aangifte voor de omzetbepaling leidend was om zo de administratieve last van de regeling laag te houden. Ondanks interpretaties van RVO en NBA over desinvesteringen, bijvoorbeeld om brandstofauto’s in te ruilen voor duurzame alternatieven om aan milieueisen te voldoen.
Omzet voor de TVL
Maar daar is hiervan sowieso geen sprake. Het College oordeelt ook in dit geval dat de verkoop van de bedrijfsauto geldt als een geleverd goed waarvoor een bedrag (40.000 euro) is ontvangen en dus als omzet moet worden aangemerkt. ‘Het College is daarom van oordeel dat het door de ondernemer ontvangen bedrag voor zijn oude bedrijfsauto omzet is in de zin van de TVL. Dit oordeel is in lijn met eerdere uitspraken van het College.’
Beroep ongegrond
Met deze omzet komt de totale omzet van de ondernemer in het eerste kwartaal van 2021 ruim boven de drempel van 30 procent uit. Het beroep van de ondernemer tegen het oordeel van de minister van EZK wordt dan ook ongegrond verklaard.