Bestuurders van een vennootschap die failliet gaat, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het faillissementstekort, indien er sprake is van 'kennelijk onbehoorlijke taakvervulling' en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Verweert een bestuurder zich door te stellen dat juist zijn medebestuurder verantwoordelijk is voor de onbehoorlijke taakvervulling, dan heeft hij een zware dobber, zo blijkt uit een recent vonnis van de Rechtbank te Den Haag.