
De laatste jaren is er veel te doen geweest over de informatieverplichting aan de fiscus. Steeds meer belastingplichtigen komen in verweer tegen de informatiebehoefte. Ook de digitalisering verleidt de overheid om de grenzen hiervan te ontdekken. Reden genoeg om deze immer onder spanning staande verhouding eens verder onder de loep te nemen. In het bijzonder de informatiebeschikking. Hoe werkt dat?
Een belastingplichtige is wettelijk verplicht gegevens en inlichtingen te verstrekken die voor zijn belastingheffing van belang kunnen zijn. Deze verplichting is vastgelegd in de Algemene Wet Rijksbelastingen (AWR) en geldt zowel voor individuen als ondernemingen.
Gegevens verstrekken
Naast de verplichting tot het doen van aangifte zijn wettelijk ook enkele bijkomende verplichtingen vastgelegd. Een voorname bijkomende verplichting is de informatieverplichting van artikel 47 AWR. In dit artikel is vastgelegd dat een belastingplichtige verplicht is de gegevens en inlichtingen te verstrekken die voor zijn belastingheffing van belang kunnen zijn. Hierbij kan het onderscheid tussen een actieve en passieve medewerking worden gemaakt. Actieve medewerking wil zeggen dat de belastingplichtige de benodigde gegevens en inlichtingen verstrekt. Bij passieve medewerking worden boeken en bescheiden door de belastingplichtige voor raadpleging beschikbaar gesteld aan de Belastingdienst.
Lees ook: Waak voor omkering bewijslast
Informatie die van belang kan zijn
Om welke informatie gaat het hierbij? In de meeste gevallen gaat het om ondernemingen en ondernemers. Zij zijn wettelijk verplicht als administratieplichtigen om van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers te bewaren. De informatie die op grond van de informatieverplichting moet worden overgedragen dient wettelijk ‘van belang te kunnen zijn’. Dit biedt de fiscus een ruime marge. Informatie die als niet van belang kan worden bestempeld is informatie die zo algemeen van aard is, dat die informatie geen specifieke betekenis heeft voor de belastingheffing van de belastingplichtige. Daarnaast kunnen beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel of het evenredigheidsbeginsel een rol spelen. Hierover later meer.
Een voorbeeld waarin een beroep op het zorgvuldigheidsbeginsel succesvol was is Hof ’s-Gravenhage 3 juli 1989. In deze zaak verzocht de controlerend ambtenaar om informatie. Hij vermelde daarbij echter niet of hij deze informatie inwon ten behoeve van de belastingheffing van de belastingplichtige zelf of van een derde. Omdat in het laatste geval er mogelijk ook een verschoningsrecht kan gelden, was deze wijze van informatie opvragen onzorgvuldig.
Ook bij derden
De informatie die de fiscus opvraagt hoeft niet altijd van belang te zijn voor de belastingheffing van de betrokken belastingplichtige. Op grond van artikel 53 AWR zijn administratieplichtigen (ondernemingen) ook verplicht informatie te verstrekken ten behoeve van de belastingheffing van derden. Ook ten aanzien van de heffing van de belasting waarvan de inhouding aan hen is opgedragen (loonheffing) geldt dit. Er bestaat echter voor bepaalde beroepsgroepen wel een verschoningsrecht. Geestelijken, notarissen, advocaten, artsen en apothekers kunnen zich beroepen op hun geheimhoudingsplicht uit hoofde van hun beroep.
Informatiebeschikking
Maar wat nu als de belastingplichtige besluit niet mee te werken aan een informatieverzoek? Als hij simpelweg zegt dat de fiscus maar voor zijn eigen informatie moet zorgen! Hij hoeft toch niet mee te werken aan zijn eigen belastingrekening? Wanneer een belastingplichtige besluit een informatieverzoek van de fiscus niet te honoreren, zal de inspecteur een zogenaamde informatiebeschikking opleggen. Hierin stelt hij vast dat de belastingplichtige naar zijn mening niet voldoet aan zijn informatieverplichting. Tegen deze informatiebeschikking staat voor de belastingplichtige vervolgens bezwaar en beroep open. Indien het bezwaar hiertegen wordt afgewezen, wat veelal het geval zal zijn, zal een rechter beoordelen of het informatieverzoek moet worden gehonoreerd. Wanneer de rechter inderdaad concludeert dat de belastingplichtige de gevraagde informatie moet verstrekken, dan krijgt de belastingplichtige hiervoor opnieuw een termijn. De afwijzing van zijn beroep leidt in dat geval niet direct tot een omkering van de bewijslast. Pas op het moment dat de belastingplichtige alsnog niet aan het informatieverzoek voldoet, zal dit het geval zijn.
Let op!
Als de rechter oordeelt dat de belastingplichtige met zijn beroep misbruik heeft gemaakt van het procesrecht, hij had namelijk enkel het doel om de procedure te vertragen, zal er geen termijn voor het aanleveren van de informatie worden verleend. Er is dan wel direct sprake van een omkering van de bewijslast. Overigens kunt u enkel bezwaar en beroep aantekenen tegen een formele informatiebeschikking van de Belastingdienst. Een informatieverzoek kunt u alleen weigeren te honoreren.
Lees ook: Belastingdienst voldoet nog steeds niet aan AVG
Herhaalde verzoeken
Herhaalde verzoeken vormen nog geen informatiebeschikking waartegen bezwaar mogelijk is. Dit blijkt uit het arrest van 16 mei 2013 van Gerechtshof Amsterdam. In deze zaak gaat het om een onderneming (VOF) die enkele winkels en een cateringbedrijf exploiteert. Begin 2011 laat de fiscus weten een boekenonderzoek bij de onderneming in te stellen. Hiervoor wordt een deel van de administratie over 2008 opgevraagd. Deze wordt (deels) aangeleverd. De fiscus vraagt vervolgens om meer informatie, waaronder privérekeningen, en breidt het onderzoek uit naar meerdere belastingjaren.
Briefwisseling
Tijdens dit onderzoek ontstaat er een briefwisseling tussen de fiscus en de adviseur van de onderneming. Deze gaat over de te verstrekken informatie alsmede het doel van het onderzoek. In een laatste brief van 2 augustus 2011 merkt de inspecteur op dat hij nu voor de derde keer om de gevraagde gegevens verzoekt. Hij wijst hierbij op de informatieverplichting van artikel 47 AWR. Deze brief wordt door de adviseur opgenomen als een informatiebeschikking. Hij besluit dan ook bezwaar (en later beroep) aan te tekenen hiertegen.
Beroep afgewezen
De adviseur was blijkbaar van mening dat de fiscus onterecht om informatie bleef vragen. En dacht dat de brief van 2 augustus 2011 de weg opende naar bezwaar en beroep. Helaas voor hem deelt het hof zijn mening niet. Zij oordeelt dat de brief van de Belastingdienst niet als een informatiebeschikking kan worden aangemerkt. Een herhaald verzoek om informatie kan namelijk niet als zodanig worden bestempeld. Zelfs niet wanneer de fiscus hierin wijst op de informatieverplichting. Dit betekent dat het beroep wordt afgewezen. Pas nadat de fiscus een formele informatiebeschikking heeft opgelegd kan de adviseur de rechtsgeldigheid van het informatieverzoek laten toetsen door een rechter.
Omkering bewijslast
De invoering van de informatiebeschikking zorgt ervoor dat een omkering (en verzwaring) van de bewijslast pas mogelijk is nadat de uitgebrachte informatiebeschikking onherroepelijk is geworden. Indien de belastingplichtige niet heeft voldaan aan het verzoek tot informatieverstrekking en de beschikking niet is weerlegd tijdens een bezwaar- of beroepsprocedure dan kan alsnog omkering van de bewijslast volgen. Dit betekent dat het niet langer aan de Belastingdienst is om aan te tonen dat een ondernemer bepaalde inkomsten heeft genoten. De fiscus zal volgens een redelijke schatting de behaalde winst vaststellen en formaliseren door middel van aanslagen. Het is dan vervolgens aan de belastingplichtige om aan te tonen dat deze aanslagen onjuist zijn. Dit moet op overtuigende wijze plaatsvinden, wat in de praktijk veelal lastig blijkt. Immers, de betrokken ondernemers houden er veelal een gebrekkige administratie op na hetgeen het lastig maakt om het ongelijk van de fiscus aan te tonen.
NB: De omkering van de bewijslast zonder informatiebeschikking is nog wel mogelijk wanneer de belastingplichtige niet de vereiste fiscale aangiften heeft ingediend. In een dergelijk geval kan direct tot omkering worden besloten en is het uitreiken en beoordelen van een informatiebeschikking niet noodzakelijk.
Ook beschikking bij derdenonderzoek
De invoering van een informatiebeschikking enkele jaren terug is een stap in de goede richting geweest als het gaat om de rechtsbescherming van Nederlandse belastingplichtigen tegen al te enthousiaste belastingambtenaren. De regeling is echter nog lang niet optimaal. Zo is deze bijvoorbeeld niet van toepassing op onderzoeken bij derden. Alleen het niet nakomen van een informatieverzoek door de belastingplichtige zelf kan aanleiding zijn voor een voor bezwaar en beroep vastbare informatiebeschikking. Wordt een informatieverzoek gericht aan een derde, bijvoorbeeld de accountant van de belastingplichtige, dan gelden de ‘oude’ regels. En is bezwaar en beroep dus niet mogelijk. De derde zal zodoende nagenoeg altijd aan het verzoek voldoen. Het zou de rechtsbescherming ten goede komen wanneer ook voor dergelijke situaties een informatiebeschikking mogelijk wordt gemaakt.
Evenredigheidsbeginsel
De algemene beginselen van behoorlijk bestuur beperken de macht van de fiscus waar het gaat om het opvragen van informatie. Zo eist het evenredigheidsbeginsel dat de gevraagde informatie wel binnen redelijke grenzen moet blijven. De onderneming en haar werknemers moeten hierdoor niet onnodig en buitensporig worden belast. Denk bijvoorbeeld aan een horecaonderneming waarbij de fiscus eist dat alle kladnotities van de obers over de jaren worden bewaard terwijl dergelijke gegevens ook worden vastgelegd in de kassaregistratie. Als hiervoor geen directe aanleiding te vinden is in de administratie, er zijn geen onvolkomenheden, dan is de eis onredelijk. Het nut hiervan voor de belastingheffing staat niet in verhouding tot de administratieve last die hiermee aan de ondernemer wordt opgelegd.
Onpartijdig
Ook het fair-playbeginsel speelt een rol. Dit stelt dat de fiscus zich onpartijdig moet opstellen bij het nemen van een besluit en de noodzakelijke openheid en eerlijkheid in acht moet nemen. Zo mogen zij niet iemand een fiscale naheffing opleggen zonder dat overtuigend is aangetoond dat bepaalde inkomsten niet zijn aangegeven. Een vermoeden is onvoldoende. Een voor de praktijk belangrijke uitwerking hiervan is dat de fiscus geen inzage mag eisen in brieven en rapporten van belastingadviseurs en accountants waarin zij hun cliënt adviseren over fiscale kwesties. Bijvoorbeeld over hoe zo min mogelijk belasting te betalen.
Tip: Splits uw dossiers
Om te voorkomen dat tijdens een boekenonderzoek de Belastingdienst dergelijke vertrouwelijke informatie toch onder ogen krijgt, splitsen advieskantoren hun dossiers dan ook altijd in controledossiers en adviesdossiers. De eerstgenoemde hebben betrekking op de cijfers en zijn vrij toegankelijk voor de fiscus. De tweede niet. Wat in de praktijk nog wel eens wordt vergeten is dat dit ook binnen ondernemingen zelf verstandig is om te doen. Te vaak nog worden adviezen gewoon tussen de andere correspondentie met de accountant/ adviseur bewaard waardoor de fiscus deze tijdens een boekenonderzoek kan inzien. Het splitsen van dossiers voorkomt dergelijke onnodige informatieoverdracht.
Auteur: Willem van Kasteren
Dit artikel is verschenen in cm: 2019, editie 4.