
De mogelijkheid voor werkgevers om werknemers eerder en tegen een vaste jaarlijkse tegemoetkoming met pensioen te sturen, is euforisch begroet. Eerder stoppen met werken is nooit helemaal van het toneel verdwenen geweest. Maar nu kan een werknemer die wordt overvallen door de snelle stijging van de AOW-leeftijd, dan toch eerder met pensioen. Drie jaar eerder, zonder dat de werkgever te maken krijgt met een boete. Die boete deed menig werkgever terugdeinzen voor het eerder laten stoppen van een oudere werknemer in het zicht van de AOW-haven.
Met ingang van 1 januari 2021 kunnen werknemers die over een aantal jaren de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken, eerder stoppen met werken. En zelfs mensen die in 2024 met 67 jaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken, kunnen met behulp van deze tijdelijke regeling nu al eerder stoppen met werken. Een vervroegingsregeling die uiterlijk op 31 december 2025 zal eindigen, maar die een uitloop kan hebben tot 31 december 2028.
Leeftijden vervroeging
Rekening houdende met de aanpassingen van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting, ziet een en ander er als volgt uit:
- 2024: AOW-leeftijd 67 jaar, vervroegingsleeftijd 64 jaar;
- 2025: AOW-leeftijd 67 jaar plus 8 maanden, vervroegingsleeftijd 64 jaar plus 8 maanden;
- 2026: AOW-leeftijd 68 jaar plus 4 maanden, vervroegingsleeftijd 65 jaar plus 4 maanden;
- 2027: AOW-leeftijd 69 jaar, vervroegingsleeftijd 66 jaar;
- 2028: AOW-leeftijd 69 jaar plus 8 maanden, vervroegingsleeftijd 66 jaar plus 8 maanden;
- 2029: AOW-leeftijd 70 jaar plus 4 maanden, vervroegingsleeftijd 67 jaar plus 4 maanden.
In de media wordt dit nogal eens een mooie regeling voor werknemers met een zwaar lichamelijk of fysiek beroep genoemd. Maar is dat wel zo? Dit is geen loongerelateerde uittredingsregeling ingevolge artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit Wet loonbelasting 1965 (hierna UBLB). Wie een loongerelateerde WW-uitkering ontvangt, mag bijvoorbeeld over die periode de pensioenopbouw voortzetten. Eerder stoppen betekent dus ook eerder stoppen met pensioen opbouwen. En drie jaar minder pensioenopbouw tikt best aan! Vooral voor degene die als partner in de pensioenregeling is opgenomen.
>> Lees ook: Wat er verandert aan de regeling vervroegde uittreding (RVU)
Mogelijke nadelen
Veel pensioenregelingen, ook die van bedrijfspensioenfondsen, kennen bovendien een nabestaandenpensioenregeling op risicobasis. Bij uit-diensttreden vervalt deze dekking, omdat een eenjarige risicoverzekering geen waarde heeft. Het is dus wel belangrijk om werknemers niet alleen te enthousiasmeren voor deze tijdelijke regeling, maar ook op eventuele nadelige gevolgen te wijzen.
Een ander aspect: mocht iemand niet genoeg hebben aan het maandelijks bedrag van bruto 1.847 euro, dan kan het pensioen ook naar voren gehaald worden (zie Eerste Kamer, vergaderjaar 2020-2021, nr. 35555G, p. 16). Dat is echter wel een hard gelag, want vooral in de laatste jaren voorafgaand aan de pensioen- en/of AOW-datum wordt het pensioen ‘opgespekt’. Vervroegen betekent dan: drie jaar geen rendement door de pensioenopbouw, drie jaar langer uitkeren en drie jaar geen premie-inleg. Tel uit je winst.
Afwijkende pensioenleeftijd
Het probleem van de afwijkende pensioenleeftijd ten opzichte van de AOW-leeftijd blijft roet in het eten gooien. In menige pensioenregeling is een pensioenleeftijd van 68 jaar opgenomen. Vervroegen van de ingangsdatum van de pensioenregeling kan je dan in 2024 (of eerder) 20 tot 25 procent van je pensioen kosten. De levenslange pensioenuitkering wordt dus met bijna een kwart verlaagd. En dat omdat je drie jaar eerder kon stoppen met werken. Doordat het nabestaandenpensioen gekoppeld is aan het ouderdomspensioen, levert een eventuele partner ook pensioen in.
Lees ook: ‘Compensatie: heet hangijzer van pensioenakkoord’
In collectiviteit regelen
Ik stel voor dat de Belastingdienst in een vraag- en antwoordbesluit aangeeft dat een werknemer die, in overleg met de werkgever en/of vanwege de cao, de mogelijkheid blijft houden om bij gebruikmaken van de tijdelijke RVU-regeling de pensioenopbouw voort te kunnen blijven zetten. Dit moet absoluut in de collectiviteit geregeld worden, want een individuele mogelijkheid om na ontslag de pensioenopbouw voort te zetten, wordt door de pensioenuitvoerders vanwege te veel uitvoeringskosten niet ondersteund.
Uiteraard is het wel zo eerlijk: mensen die hun hele leven lang zwaar werk verrichten en wier lichaam het niet meer volhoudt, moeten eerder kunnen stoppen met werken. Maar dat moet wel geschieden met voortgezette pensioenopbouw en dient rekening te houden met hun partner.
Auteur: Mr. A.P.J.G.M. (Ton) Roebroek CPL
Dit artikel is verschenen in F&A Actueel 2021, afl. 9.