
In dit artikel worden de belangrijkste wijzigingen in de onlangs verschenen editie 2021 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ) behandeld. De meeste wijzigingen betreffen nuanceringen van specifieke aspecten. Van grootse, revolutionaire veranderingen is geen sprake.
De meest omvangrijke wijziging betreft de verwerking van opbrengsten. Het definitief maken van de ontwerp-richtlijnen 221 Onderhanden projecten en 270 De winst-en-verliesrekening was al eerder met een RJ-uiting aangekondigd, dus op dit punt brengt de editie 2021 geen nieuws. De nieuwe richtlijnen gaan vanuit de gelijk gebleven principes meer uitgebreid in op diverse aspecten rond opbrengstneming bij de verkoop van goederen, dienstverlening en opbrengsten van licenties.
Verlieslatende contracten
In RJ 252 inzake voorzieningen is een op IFRS gebaseerde verduidelijking opgenomen over verlieslatende contracten. Daarvan is sprake als de onvermijdbare kosten de verwachte voordelen overtreffen. Verduidelijkt is dat de onvermijdbare kosten bestaan uit zowel de incrementele kosten als andere kosten die toerekenbaar zijn. Als voorbeeld geeft de RJ de toerekening van de afschrijvingskosten van een materieel vast actief dat onder andere voor de uitvoering van het contract wordt gebruikt.
Voor verlieslatende onderhanden projecten is in dit kader verduidelijkt dat de onvermijdbare kosten bestaan uit de projectkosten zoals beschreven in RJ 221. En passant is de wat vage verwijzing naar algemene kosten (de zogenaamde AK) die algemeen toewijsbaar zijn aan projectactiviteiten geschrapt.
Presentatie van foutherstel
Bij het verwerken van foutherstel stelt RJ 150 dat het bedrag van de correctie als een rechtstreekse mutatie van het eigen vermogen aan het begin van het boekjaar wordt verwerkt. In de praktijk riep dat de vraag op of dat betekent dat in het mutatieoverzicht van het eigen vermogen een mutatieregel voor dit foutherstel moet worden opgenomen. Met name als ook de vergelijkende cijfers zijn aangepast, kan het lastig zijn een aansluiting te maken met de stand van het eigen vermogen.
Met een cijfervoorbeeld laat de RJ nu twee alternatieven zien waarbij deze mutatie wel of niet afzonderlijk uit het mutatieoverzicht blijkt. Deze verduidelijking geldt mutatis mutandis ook voor de verwerking van stelselwijzigingen (RJ 140).
Saldering van latenties
Een onderneming kan gelijktijdig zowel latente belastingvorderingen als latente belastingverplichtingen hebben. De eerdere richtlijn over wanneer beide in de balans mogen worden gesaldeerd, maakte niet voor iedereen voldoende duidelijk dat een verschil in looptijd een saldering niet in de weg hoeft te staan (als aan de andere voorwaarden was voldaan). Daarom is die richtlijn nu enigszins herschreven. Dat ook deze nieuwe tekst bedoelt dat de looptijd geen rol speelt, is overigens alleen in het ten geleide expliciet opgenomen.
Opbrengsten uit nalatenschappen
Goede-doelenorganisaties ontvangen vaak opbrengsten uit nalatenschappen ten gunste van de organisatie. Tussen moment van overlijden en de afwikkeling van een nalatenschap kan enige tijd verstrijken. De vraag is dan op welk moment deze opbrengst wordt verwerkt. Eerder had de RJ voorgesteld dat per nalatenschap moet worden beoordeeld of de opbrengst (al) voldoende betrouwbaar kan worden bepaald, en dat op dat moment de opbrengst wordt genomen. Uit ontvangen commentaren bleek echter dat veel organisaties een voorkeur hebben om de opbrengst pas te verwerken wanneer de definitieve akte van verdeling is ontvangen. Het per nalatenschap beoordelen van de betrouwbaarheid is administratief veel belastender.
In de editie 2021 heeft de RJ daarom in RJ 640 opgenomen dat beide benaderingen toegestaan zijn. Wel geldt voor beide methoden dat ontvangen voorschotten direct als opbrengst worden verwerkt.
Ontwerp-richtlijnen
In de editie 2021 zijn voor slechts twee onderwerpen ontwerp-richtlijnen opgenomen. De ene betreft het toestaan om opbrengsten en kosten van verkoop van testproductie gedurende de bouw van materiële vaste activa in de winst-en-verliesrekening te verwerken, als alternatief voor het in mindering brengen van deze bedragen op de kostprijs van het gebouwde actief (RJ 212).
De andere betreft een verduidelijking van een toelichtingsbepaling bij ‘pooling of interests accounting’. De ‘prefusie’cijfers van de verkregen onderneming worden afzonderlijk vermeld zoals verwerkt in de vergelijkende cijfers, en bij voorkeur ook voor de periode binnen het boekjaar tot de fusiedatum.
Auteur: Dr. B. (Bart) Kamp RA
Dit artikel is verschenen in F&A Actueel 2021, afl. 13.
