Peter van Dongen werd geacht tot rust te komen en te genieten van de paar vrije dagen die hij op voorspraak van de bestuursvoorzitter toch maar had opgenomen. Hoewel thuis anders gebracht was dat niet geheel uit vrije wil. Hij voelde aan dat er wel degelijk een zekere dwang op hem werd uitgeoefend. Natuurlijk had de voorzitter dat in alle toonaarden ontkend; met een stelligheid die Peter sowieso al verdacht vond.